Advocaat Liesbeth Zegveld, tegen wie door een aantal (voormalig) mariniers aangifte is gedaan wegens smaad, laster en belediging wordt definitief niet vervolgd. Dat heeft de beklagkamer van het gerechtshof Amsterdam deze week beslist.

Zegeveld trad in een civielrechtelijke procedure tegen de Staat op namens de nabestaanden van twee kapers bij die bij de beëindiging van de treinkaping bij De Punt in 1977 om het leven kwamen.
De mariniers deden aangifte tegen de advocaat naar aanleiding van een aantal uitlatingen in de media. Volgens Zegveld was bij de bevrijdingsactie door de mariniers onrechtmatig veel geweld gebruikt en waren de Molukse kapers zonder noodzaak doodgeschoten. Dat was volgens haar in strijd met de instructies die ze hadden meegekregen.

Het OM besloot vorig jaar al niet tot vervolging over te gaan, maar daar legden de oud-mariniers zich niet bij neer. Zij voelden zich aangetast in hun naam en goede eer.

Vrijheid van meningsuiting

Bij zijn afwijzing van de klachten weegt het hof mee dat niet te verwachten valt dat de strafrechter tot een veroordeling komt. Volgens het hof vallen de gewraakte uitlatingen onder de bescherming van artikel 10 van het EVRM, de vrijheid van meningsuiting.

Gelet op de vaste rechtspraak van het Europese Hof hierover is er slechts beperkte ruimte om uitspraken van een advocaat die in het belang van cliënten in of buiten de rechtszaal zijn gedaan te beoordelen.
Hoewel het – ook in de ogen van de advocaat zelf – om harde woorden gaat, kunnen deze in de context van de procedure waarin de advocaat de belangen van haar cliënten behartigde, niet als grensoverschrijdend worden beschouwd.

Het hof oordeelde overigens ook dat alleen oud-mariniers die direct betrokken waren bij de bevrijdingsactie het recht hebben om een klacht in te dienen. Een collega-marinier die niet aan de actie deelnam, maar zich de uitspraken van Zegveld toch aantrok, werd niet-ontvankelijk verklaard.

Lees hier de volledige uitspraak

Advertentie