Mr. X schreef in een dagvaarding dat de advocaat van de wederpartij een schikkingsvoorstel had gedaan dat ‘dermate laag en summier gemotiveerd was’ dat de cliënt wel moest gaan procederen. Fout! riep de advocaat van de wederpartij. Gedragsregel 27 zegt immers dat je zonder toestemming van de wederpartij aan de rechter niets mag vertellen over de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen?
Maar volgens de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden waren de woorden van mr. X zo algemeen, dat ze de inhoud van de onderhandelingen niet raakten. Het was net zoiets als spreken van een ‘exorbitant en ongefundeerd tegenvoorstel’, wat in 2016 bij de Amsterdamse tuchtrechter ook als niet-inhoudelijk kwalificeerde.
Welwillendheid
Het mocht dus, maar wat bereik je ermee? Doet het de onderlinge welwillendheid goed? Zitten rechters te wachten op dit soort verontwaardiging? De ratio van Gedragsregel 27 is dat advocaten vrijelijk kunnen praten over een mogelijke regeling. Zodat de rechter niet denkt: zo, die wilden al driekwart van de vordering weggeven, dus ze staan blijkbaar niet sterk. Zo bezien hélp je de wederpartij alleen maar als je roept dat hun aanbod belachelijk laag was.
Volgens de klagende advocaat in deze zaak had mr. X ook Gedragsregel 5 (minnelijke oplossing nastreven) geschonden, omdat hij de wederpartij zonder aankondiging had gedagvaard – een klacht die eigenlijk meer lijkt te gaan over Gedragsregel 6 (doelmatig procederen). Wat daarvan ook zij, deze klacht trof evenmin doel. De klagende advocaat had zelf een maand lang niet gereageerd op een verzoek van de wederpartij om zijn tegenvoorstel te onderbouwen en had volgens verweerder telefonisch de vraag gekregen of de dagvaarding aan zijn kantoor mocht worden uitgebracht. Dan kun je van ‘rauwelijks dagvaarden’ niet spreken, vindt de raad.
Spreektijd
Intussen boog de Amsterdamse raad van discipline zich in een andere zaak tussen advocaten over Gedragsregel 21 lid 1. Overschrijd je die regel als er een kwartier zit tussen je fax aan het hof waarin je om extra spreektijd vraagt en het sturen van een kopie aan de advocaat van de wederpartij? De raad vindt van niet. ‘Dat het hof kennelijk razendsnel op het verzoek van verweerder heeft beslist, kon verweerder niet voorzien.’
Ook een klacht die (impliciet) ging over Gedragsregel 8 haalde het niet. Mr. X had in een processtuk geschreven dat iemand iets ‘onder ede’ had verklaard maar het bleek te gaan om een comparitie. In de gegeven omstandigheden (zie de uitspraak) onvoldoende zwaarwegend, oordeelt de Amsterdamse raad.
Ook allemaal ongegrond dus, maar in deze zaak staat nog appel open.