‘De afraffelzaak’, noemde rechtbankverslaggever Rob Zijlstra van Dagblad van het Noorden de zaak waarover hij op 24 mei berichtte op zijn blog. Tien dagen eerder had hij de behandeling van een afpersingszaak door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Groningen bijgewoond. De verdachte was aanwezig via een videoverbinding vanuit de penitentiaire inrichting (PI) De Marwei in Leeuwarden. Na ruim een uur werd de verbinding met de verdachte abrupt beëindigd. De zitting ging nog even door en werd vervolgens gesloten. De verdachte had geen laatste woord gehad. Toen Zijlstra dat twitterde, werd dat bericht breed opgepakt.
Zes dagen later schreef de Rechtbank Noord-Nederland in een persbericht dat er na de zitting van 14 mei in de media ‘wat reuring was ontstaan, met name over de vraag of verdachte wel formeel het laatste woord had gekregen’. De rechtbank schreef dat ze het met de advocaat eens was dat daarover geen misverstand mocht bestaan en besliste tot een korte heropening van het onderzoek ter terechtzitting.
Zijlstra kijkt met verbijstering terug op deze zaak. ‘Ik begrijp niet waarom de voorzitter van de rechtbank de beperkte zittingstijd van de verdachte accepteerde,’ zegt hij. ‘De voorzitter had de zaak moeten schorsen. Later verbaasde ik me er nog veel meer over dat de rechtbank een persbericht had doen uitgaan waarin het beeld werd geschetst dat het in de media fout ging, in plaats van in de rechtszaal.’
Meer tijd
De ‘afraffelzaak’ is een van de vele zaken waarin verdachten die via een videoverbinding vanuit een PI bij de terechtzitting aanwezig zijn, beperkte zittingstijd krijgen. ‘Volstrekt onacceptabel dat een verdachte vanwege de 45-minutengrens wordt beperkt in zijn recht zich te verweren tegen de beschuldigingen of zijn recht op het laatste woord niet kan uitoefenen, simpelweg omdat de verbinding stopt,’ zegt Petra van Kampen, hoogleraar strafrechtspraktijk in Utrecht en lid van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten. ‘Sommige zittingen passen prima in 45 minuten, maar het moet niet zo zijn dat alle zaken daarin geperst moeten worden. Als er meer tijd nodig is, is er meer tijd nodig.’
Die beperking tot 45 minuten videobeltijd is ingesteld omdat er ‘in gevangenissen geen oneindig aantal telehoorschermen beschikbaar is’, verklaart een woordvoerder van de Raad voor de rechtspraak. ‘Voor sommige zaken, denk bijvoorbeeld aan beslissingen over de voorlopige hechtenis, is 45 minuten voldoende. Maar dat geldt niet altijd. De telehoorcapaciteit is flink uitgebreid en er wordt door de Rechtspraak, de Dienst Justitiële Inrichtingen en het Openbaar Ministerie gezamenlijk gewerkt aan de verbetering van de (technische) kwaliteit. Ook is het inmiddels mogelijk om langere sessies in te plannen.’
‘Moeilijk verdedigbaar’, vindt ook Stibbe-advocaat en hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden Tom Barkhuysen de beperkte zittingstijd vanuit PI’s. ‘Het heeft puur met capaciteit te maken, en beschikbaarheid van webcams bij de betreffende PI’s. Dat dat misschien de eerste twee maanden van de crisis een probleem was, akkoord. Maar nu zijn we bijna vier maanden verder. Ik vind het kwalijk dat het nog steeds zo is. Vooral omdat er vrijheidsbeneming aan de orde is. Dat is een groot belang aan de zijde van de verdachte dat adequaat door een rechter dient te worden behandeld.’
De woordvoerder van de Rechtspraak brengt in dat de inhoudelijke behandeling van strafzaken maatwerk is en zich vaak niet voor behandeling op afstand leent. Sinds 11 mei is het aantal zittingen waarbij partijen fysiek in de zittingszaal aanwezig zijn, uitgebreid. ‘Rechtszalen zijn coronabestendig gemaakt om fysieke zittingen op een verantwoorde manier mogelijk te maken. Straf- en familierechtzaken hebben daarbij prioriteit, ook buiten kantoortijden of op alternatieve locaties indien nodig.’
Openbaarheid
Een ander slachtoffer van de coronamaatregelen is de openbaarheid van zittingen, onder meer neergelegd in artikel 121 van de Grondwet en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Bij zittingen waarbij de procespartijen fysiek aanwezig zijn en ook bij zittingen die advocaten of verdachten via videobellen of telehoren bijwonen, werden tot voor kort maximaal drie journalisten in de zaal toegelaten. Alleen als de lokale situatie het toeliet, mochten er ook meer journalisten naar binnen. Sinds half juni wordt het aantal journalisten bepaald door wat verantwoord is binnen de anderhalvemeter-norm. Het gewone publiek is nog niet welkom op de rechtbank. ‘Uiteraard wordt periodiek bekeken wanneer dit kan wijzigen,’ laat de woordvoerder van de Rechtspraak weten.
Bovendien worden zaken sinds het uitbreken van de coronacrisis meer schriftelijk afgedaan. Bij zittingen via videobellen wordt partijen gevraagd hun processtukken van tevoren in te dienen, en ook dat betekent een inperking van de openbaarheid, zegt Jeroen Soeteman, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten. ‘Voorheen droeg de advocaat zijn pleidooi voor. Nu zegt de rechter: “Kunt u uw pleidooi van veertig pagina’s in vijf minuten samenvatten?” En zo verdwijnt er een stuk informatie uit de zitting.’
Volgens Soeteman moet bij de zittingen die doorgaan gewoon weer het hele requisitoir en hele pleidooi worden voorgedragen. ‘Zittingen moeten weer mensenrechtelijk proof verlopen.’ Waarbij er wel ruimte moet zijn voor individuele uitzonderingen, onderstreept hij. ‘Als een verdachte zegt: “Ik heb liever dat we het op deze manier doen dan dat ik vier maanden moet wachten en het hele pleidooi kan horen,” moet dat ook kunnen. Uiteindelijk moet je met elkaar bekijken wat het beste is. Maar de algemene lijn die er ontstaat, is zorgwekkend.’
Het aantal openbare zittingen loopt ook terug doordat het Openbaar Ministerie (OM) het volume aan strafzaken simpelweg niet aankan. Eind mei maakte het OM bekend dat de voorraad misdrijfzaken in tien weken coronatijd was gestegen met 13.500, het aantal overtredingszaken met 15.000. Dit aantal kwam boven op het reeds bestaande reservoir. Daarom wil het OM meer zaken als eenvoudige mishandeling, winkeldiefstal, of rijden onder invloed – misdrijven waarvoor maximaal zes jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd – via strafbeschikkingen gaan afdoen.
Die combinatie: minder openbare zittingen én minder openbaarheid ter zitting, baart NVSA-voorzitter Soeteman grote zorgen. ‘De openbaarheid van zittingen, een fundament van onze rechtsstaat, zorgt ervoor dat alles wat er in de rechtszaal gebeurt, kan worden gecontroleerd. Die controlerende functie is niet alleen een formaliteit. Hij wordt uitgeoefend door advocaten, media én publiek.’
Advocaat en hoogleraar staats- en bestuursrecht Tom Barkhuysen onderschrijft dat. ‘In een rechtsstaat moet je kunnen zien hoe een rechter opereert, op welke manier knopen worden doorgehakt in geschillen, of in strafzaken. Die controle is tegelijkertijd een extra waarborg dat zaken op een eerlijke manier plaatsvinden.’
Alternatieven
Op de openbaarheid van rechtspraak zijn grondrechtelijke en verdragsrechtelijke uitzonderingen gerechtvaardigd. ‘Die moeten wel heel goed worden gemotiveerd,’ zegt Barkhuysen. Dat de rechtspraak een tijdje nodig had om coronaproof zittingen te organiseren, vond de hoogleraar staats- en bestuursrecht wel te billijken. ‘Maar er zou nu een omslagpunt moeten komen zodat zittingen weer toegankelijk worden voor media en publiek.’
Volgens Barkhuysen zijn er verschillende alternatieven mogelijk. ‘De Rechtspraak kan er bij fysieke zittingen voor kiezen uit te wijken naar grotere zalen, binnen de rechtbank. Als die er niet zijn, zou de Rechtspraak grotere zalen op andere locaties kunnen huren. Die zijn er nu genoeg omdat heel veel evenementen niet doorgaan.’ Ook kan de Rechtspraak volgens Barkhuysen veel meer zittingen openbaar maken via livestream. ‘Kijk naar het Verenigd Koninkrijk en het Supreme Court. Die zittingen kunnen journalisten en publiek volgen via een link.’
Al valt daarbij wel een kanttekening te plaatsen, denkt AR-lid Petra van Kampen. ‘Livestream is iets heel anders dan aanwezigheid van pers en publiek in de zittingszaal. In de zittingszaal mag door publiek (behalve op verzoek door de media) geen beeld- of geluidsopname worden gemaakt. Thuis achter de pc kan dat natuurlijk wel.’ Het streamen van een fysieke zitting naar een andere zaal, zodat zaken waar veel belangstelling voor is door meer mensen kunnen worden gevolgd, ziet ze wel als mogelijkheid.
De Rechtspraak zet stappen in het uitbreiden van de openbaarheid. Sommige zittingen waarvoor veel publieke belangstelling is, zoals de strafzaak MH17, zijn voor journalisten en andere geïnteresseerden al via een livestream te volgen. De Rechtspraak geeft daarnaast aan dat er wekelijks honderden extra uitspraken worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Gelijke mogelijkheden
Een ander rechtsstatelijk principe dat door de coronacrisis in het gedrang kwam was het beginsel van equality of arms. Bij zittingen via telehoren of videobellen waren, vooral in de beginfase van het coronavirus, advocaten in strafzaken niet fysiek aanwezig in de zittingszaal. De officier van justitie daarentegen werd wel steeds geacht fysiek aanwezig te zijn. Strafrechtadvocaat Tamara Buruma beargumenteerde half april in een opiniestuk in de Volkskrant dat dat strijdig is met het recht op een eerlijk proces, verwoord in artikel 6 EVRM. ‘Partijen moeten gelijke mogelijkheden hebben de rechtbank te overtuigen. Iedereen die nu thuiswerkt, zal merken dat je overtuigingskracht beduidend minder werkt via een (haperende) telefoon- en videoverbinding dan live. Bovendien dreigt de schijn te ontstaan dat het OM informatie aan de rechtbank kan overleggen, zonder wetenschap van de verdediging,’ schreef zij. Uitgangspunt zou volgens Buruma dan ook moeten zijn dat ‘geen van de partijen ter zitting verschijnt, tenzij er in de concrete zaak goede redenen zijn voor een van de partijen om wel aanwezig te zijn’.
Toekomst
Dat geldt des te meer nu het eind van de crisis voorlopig niet in zicht is. Veel advocaten vrezen dat de tijdelijke maatregelen zullen worden omgezet in nieuwe permanente wetten. Soeteman: ‘Er wordt nu door ons wat water bij de rechtsstatelijke wijn gedaan. Laten we niet later om onze oren krijgen dat het zo’n succes was, waardoor de maatregelen worden ingevoerd in het nieuwe Wetboek van Strafvordering.’
Waarmee niet is gezegd dat er van de crisis niet valt te leren, vindt Barkhuysen. ‘Never waste a good crisis. Als dat telehoren voor alle partijen goed werkt, en verdachten de hele telehoorzitting kunnen bijwonen, en je bespaart daarmee al die dure ritjes van de PI naar de gevangenis en terug, en partijen stemmen er ook mee in, ben ik ervoor om telehoren vaker te gaan gebruiken. Maar wel op een manier die recht doet aan de openbaarheid.’
Sinds het begin van de intelligente lockdown is de NOvA over rechtsstatelijke waarborgen tijdens terechtzittingen in gesprek met de rechterlijke macht, het OM en het ministerie van Justitie en Veiligheid. Van Kampen: ‘Al werd er in het begin van de coronacrisis wel veel gesproken, maar niet in alle gevallen goed geluisterd. Daar is gelukkig wel verbetering in gekomen.’ De NOvA benadrukt ook dat voldoende tijd voor een adequate verdediging een absolute randvoorwaarde is als men in de toekomst vaker zittingen via telefoon- en videoverbinding wil inzetten. Ook vindt de beroepsorganisatie voor advocaten dat rechtzoekenden ermee moeten instemmen dat hun zaak via videoconference verloopt. AR-lid Van Kampen onderstreept het belang van rechtsstatelijke waarden binnen de rechtspleging. ‘Natuurlijk kunnen we lessen leren uit de crisis. Maar we moeten geen concessies doen aan de rechtsbescherming omdat het nu eenmaal efficiënter is. Rechtspraak gaat over mensen, niet over aantallen. Dat rechtvaardigt dat zorgvuldige keuzes worden gemaakt.’
Behalve overleg over het overkoepelende belang van rechtsstatelijkheid is de communicatie tussen de rechtspraak en individuele advocaten van groot belang, onderstreept de NOvA. Soeteman vult aan: ‘Advocaten klagen erover dat ze bericht krijgen van de rechtbank dat hun zaak wordt verplaatst, bijvoorbeeld van half twee ’s middags naar half negen ’s ochtends. Maar er moet wel worden afgestemd of ze dan kunnen. Pas als de advocatuur door Rechtspraak en OM als gelijkwaardige gesprekpartner wordt gezien, kunnen we de uitdagingen in deze tijd gezamenlijk zo goed mogelijk oplossen.’