Vier keer vroeg de cliënt aan mr. X om de dagvaarding in te trekken. De zaak was geschikt en de wederpartij had het geld rechtstreeks aan de cliënt overgemaakt. Maar mr. X procedeerde door. Hij stelde in de conclusie van repliek dat de wederpartij niet bevrijdend had betaald, omdat zou zijn afgesproken dat het via de derdenrekening van mr. X zou gaan.
Toen de kantonrechter later een comparitie bepaalde, liet mr. X weten dat hij verhinderd was en dat er wat hem betreft zonder zitting (eind)vonnis kon worden gewezen. Maar de comparitie ging door, en de cliënt vertelde de rechter dat hij al heel lang geen contact met mr. X had. De cliënt had van de wederpartij moeten horen dat de dagvaarding was betekend en dat er een tussenvonnis was gewezen. En hij had nooit met zijn advocaat afgesproken dat er via de derdenrekening zou worden betaald.
De wederpartij klaagde over mr. X, maar mr. X schudde die klacht af door haar kosten te voldoen. Maar helaas voor mr. X: de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden zette de zaak door om redenen van algemeen belang. Het werd in eerste instantie een onvoorwaardelijke schorsing van twee maanden.
In hoger beroep voerde mr. X aan dat de voortgezette klacht niet-ontvankelijk was. De woningbouwvereniging had volgens mr. X geen eigen belang bij haar klacht. Door de voortzetting om redenen van algemeen belang was de deken in de positie van de klager getreden – dus was ook de deken niet-ontvankelijk, aldus mr. X. Maar het Hof van Discipline denkt er anders over. Als de deken in een geval als dit klager wordt, verliest de klacht het karakter ‘klacht van de wederpartij’. Dat de deken geen eigen klachten had geformuleerd deed niet af aan de zelfstandige bevoegdheid van de raad om de zaak op die manier voort te zetten.
Volgens het Hof had het vertrouwen in de advocatuur door mr. X een ernstige deuk opgelopen. Dat hij deels had gehandeld uit ‘verontwaardiging over het sociaal onrecht dat zijn cliënt werd aangedaan’ omdat de woningbouwvereniging ‘rechtstreeks druk op zijn cliënt had uitgeoefend’, ging er bij de tuchtrechter niet lekker in. Mr. X had van zijn cliënt in alle toonaarden te horen gekregen dat hij niet verder wilde procederen en mocht dat dus ook niet doen.
Wat betreft de hoogte van de maatregel verwijst het Hof van Discipline naar eerder aan mr. X opgelegde berispingen en schorsingen. Mr. X’ argument dat ook de coronacrisis de omzet al negatief had beïnvloed maakt geen indruk. Met eenparigheid van stemmen legt het Hof een langere schorsing op dan de raad: dertien weken. Maar omdat hij de schade heeft vergoed en contact heeft met de deken over verbetering van de praktijkvoering zijn er daarvan zes voorwaardelijk.