Gedurende een jaar deed het landelijk parket van het Openbaar Ministerie (OM) een ‘oriënterend feitenonderzoek naar mogelijk strafbaar handelen’ tegen de twee topmagistraten. Zij verzwegen jarenlang hun liefdesrelatie. Volgens het OM heeft het onderzoek ‘niet geleid tot een verdenking die een strafrechtelijk opsporingsonderzoek rechtvaardigt’.
In 2019 gaf het College van procureurs-generaal opdracht tot het oriënterend feitenonderzoek. Aanleiding vormden de uitkomsten van het onderzoek van de zogeheten commissie-Fokkens naar integriteitsschendingen binnen de top van het OM. De top van het OM heeft jarenlang ten onrechte voortdurende geruchten genegeerd dat twee hoofdofficieren een intieme relatie hadden, concludeerde de commissie in april 2019.
Aanbesteding
De rijksrecherche onderzocht afgelopen jaar ‘mogelijk privégebruik van door het OM aangeboden en/of betaalde diensten, zoals het gebruik van een dienstauto met chauffeur, het maken van afspraken in hotels en restaurants en het om-/bijboeken van een terugvlucht en hotelovernachting tijdens een conferentie in 2012 in Bangkok’. Daarnaast werd onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre Marc van Nimwegen, in zijn functie van procureur-generaal, de uitkomst van een aanbesteding inhoudelijk zou hebben beïnvloedt.
Het OM concludeert dat er op basis van het feitenonderzoek geen aanwijzingen zijn voor strafbare feiten gepleegd door de twee hoofdofficieren. Voor het onderzoek heeft de rijksrecherche geen gebruik mogen maken van de gespreksverslagen van de commissie-Fokkens. ‘Het onderzoek van de commissie was vertrouwelijk. Wat mensen aan de commissie hebben verteld, is niet gedeeld met het OM,’ meldt het OM.
De beslissing om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen, kwam tot stand na een toets. ‘Deze zaak is besproken in een zogeheten reflectiekamer met OM’ers van verschillende OM-onderdelen en een oud-rechter.’
Ontslagen
Sinds begin januari werken de twee oud hoofdofficieren niet meer bij het OM. De uitkomsten van het rapport van de commissie Fokkens vormden de basis om hun dienstverbanden te beëindigen. De commissie concludeerde dat er sterke aanwijzingen waren dat de twee vanaf 2011 een relatie hadden terwijl ze in een hiërarchische verhouding tot elkaar stonden. Ze hebben hiervan geen melding gemaakt en de relatie tot 2016 ontkend. Fokkens kwam tot de bevinding dat Van Nimwegen in 2011 als procureur-generaal zijn minnares benoemde tot hoofdofficier van justitie. Volgens Fokkens is er ‘twijfel of de procedure bij de voordracht van Bloos is doorlopen in overeenstemming met normen van integriteit’.
Tegen onder meer leden van de commissie Fokkens heeft Van Nimwegen verschillende procedures aangespannen. Ook maakt hij juridisch bezwaar tegen zijn ontslag en hij eist van het OM schadevergoeding.