De spiksplinternieuwe rechtbank in Parijs ligt er prachtig bij. Het gebouw van architect Renzo Piano straalt licht en ruimte uit. Op Porte de Clichy cirkelen drones en staan gendarmes om iedereen naar de juiste ingang te leiden. In totaal word ik vier maal gecontroleerd voordat ik in de zittingszaal kan plaatsnemen.
Maar dat feest gaat niet door. De persofficier van justitie komt op me afgebeend en staat op zijn strepen: ‘Als de zaak eenmaal een eind op weg is, komt er vast wel een plekje voor u vrij’. Ik moet naar het auditorium, want de zittingszaal is vol. Ik kom terecht in een soort bioscoopzaal waar de rechtszaak levensgroot te volgen is voor journalisten en publiek dat niet meer in de zittingszaal past.
Zelfs de slachtoffers en hun advocaten kunnen niet allemaal in de zittingszaal. Voor hen is een aparte ruimte geregeld, met videolink naar de zittingszaal. De voorzitter (Régi de Jorna) bedient de knoppen. In zijn rode, met hermelijn afgezette mantel voert hij de regie. De eerste bijzitter draagt een soortgelijk gewaad, zonder hermelijn. De overige drie rechters van de Cour d’Assises dragen een zwarte toga.
Mondkapjes
De parketpolitie is vervangen door Franse veiligheidstroepen met bivakmutsen en automatische geweren op de buik. De verdachten zitten in een glazen box links en rechts van de zaal. Alle aanwezigen dragen mondkapjes. De protesten van de verdediging daartegen zijn gehonoreerd. Na raadpleging van het Franse ‘RIVM’ is besloten dat advocaten en verdachten hun mondkapje mogen afzetten als zij het woord voeren. Het hele proces wordt op film vastgelegd, voor het nageslacht.
De zitting wordt geopend, het woord is aan Ali Riza Polat (35 jaar oud), die door het openbaar ministerie wordt neergezet als de spin in het web van tussenpersonen, die de aanslagplegers Ahmedy Coulibaly en de gebroeders Chérif en Saïd Kouachi hebben voorzien van zware wapens, munitie, explosieven en andere logistieke ondersteuning. Hij riskeert een levenslange gevangenisstraf omdat hij er van verdacht wordt dat hij wist van het jihadistisch gedachtengoed van de aanslagplegers en dit onderschreef. Hem wordt naast deelneming aan een terroristische organisatie ook medeplichtigheid aan moord en doodslag met terroristisch oogmerk verweten.
Vandaag staan zijn persoonlijke omstandigheden centraal. Polat houdt zijn mondkapje op en vertelt dat hij van Turks-Koerdische afkomst is en op zijn derde met zijn ouders naar de Franse banlieu Grigny verhuist. Daar besluit hij als tiener dat school niet bij hem past en gewoon werken evenmin. Hij rolt al snel de gevangenis in: ‘ Daar waren mensen die heel rijk waren, uit mijn buurt, miljonairs. Ik dacht toen ik vrij was, dat wil ik ook’. Polat vertelt smakelijk en heeft al snel de lachers op zijn hand.
Luxe leven
Vanaf 2014 is hij praktiserend moslim. Gevraagd naar zijn geloofsovertuiging in relatie tot zijn levensstijl zegt hij, ‘Mon loisir c’est faire de l’argent pour faire la belle vie’, vrij vertaald ‘Mijn hobby is geld maken om een luxe leven te leiden’ en ‘Zo gaat dat bij iedereen, of je nu joods, christelijk of moslim bent.’
Hij ontkent het jihadistisch gedachtengoed te onderschrijven en van de aanslagen te hebben geweten en zegt een hoge prijs te betalen voor zijn switch van drugs- naar wapenhandel en zijn contacten met Coulibaly. De andere aanslagplegers kent hij niet.
Na de rechtbank komen de advocaten van de slachtoffers aan de beurt. Met hun vragen proberen zij Polat te linken aan het jihadistisch gedachtengoed, hetgeen mr. Coutant-Peyre de uitspraak ontlokt dat in Frankrijk ‘laïcité’ (geen uitingen van religiositeit in het openbare leven) gegarandeerd wordt en het ‘not done’ is een (moslim-)verdachte zo door te zagen op zijn geloof. Dit leidt tot extreme verontwaardiging bij enkele van de advocaten van de slachtoffers, die stellen dat hier niet de religie terecht staat maar een vermeende jihadist. Hoe kun je die berechten zonder diens geloofsovertuiging ter discussie te stellen?
De voorzitter grijpt in en kapt de discussie af door te zeggen dat de geloofsbeleving van de verdachte bij de behandeling van de feiten zal worden besproken. In zekere zin krijgt Coutant-Peyre dus (wederom) gelijk.
Authentiek
De reclasseringsmedewerkster die in Frankrijk standaard gehoord wordt op de zitting in Assisenprocessen bevestigt het verhaal van Polat in grote lijnen. Op vragen van het openbaar ministerie of de verdachte in staat is (zijn rol als gangster) te overacteren, antwoordt zij ‘il est très cash’, hij is heel direct en komt authentiek over. De vraag preludeert op een kritische ondervraging ten aanzien van Polat’s beleving van zijn geloof tijdens de behandeling van de feiten.