27 augustus 2020, het zwaar beveiligde Justitieel Complex Schiphol. De advocatuur in het Marengo-proces is verontwaardigd over de handelswijze van het OM. ‘Het OM gooide twee advocaten voor de bus. Het is een soort eigenrichting’, poneert Inez Weski, over het schaduwen van twee collega’s in Dubai. ‘Wij worden publiekelijk besmeurd en aan de schandpaal genageld’, briest Nico Meijering, over de beschuldiging dat advocaten hebben gelekt naar de organisatie van Ridouan Taghi. ‘Het is een beproefd recept van foute regimes: het aantasten van de integriteit van advocaten die onwelgevallige verdachten bijstaan’, waarschuwt Bénédicte Ficq.
Om te spreken van het proces van de eeuw als pas twee decennia verstreken zijn, is voorbarig. Maar dat de Marengo-zaak van historisch kaliber is, lijkt geen boude bewering. Zelden lagen in Nederland het Openbaar Ministerie en de advocatuur tijdens een rechtszaak zo openlijk met elkaar overhoop, binnen en buiten de zittingszaal. Er tekent zich een proces binnen een proces af.
Waar komt deze polarisatie vandaan? Is er sprake van een trend, waarbij het respect voor elkaars rol afbrokkelt? Overschrijdt het OM grenzen in zijn honger om Taghi te veroordelen? Waar kan de advocatuur de hand in eigen boezem steken?
'Gevaarlijke gedachte'
Het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak willen geen commentaar geven. Dat is beleid als de zaak onder de rechter is. Daarom een analyse met twee Marengo-advocaten, een Kamerlid, een hoogleraar en twee ervaren advocaten op afstand. ‘Deze zaak is een testcase of belangrijke rechtsstatelijke en strafvorderlijke principes overeind blijven wanneer het spannend wordt’, aldus Sven Brinkhoff, hoogleraar strafrecht aan de Open Universiteit.
Een gebeurtenis die volgens veel betrokkenen wringt, is het observeren van Nico Meijering en Leon van Kleef (Ficq & Partners) in Dubai. Zij werden vorig jaar geschaduwd omdat het OM vermoedde dat zij Taghi gingen ontmoeten. ‘Het OM probeerde Taghi met man en macht te vinden, maar lijkt zich te bedienen van een gevaarlijke gedachte: het doel heiligt alle middelen’, stelt Brinkhoff, die onderzoek doet naar bijzondere opsporingsbevoegdheden en de rol van kroongetuigen. ‘Het OM mag best ver gaan in een strafzaak als Marengo, maar dan wel met inachtneming van belangrijke principes, zoals transparantie over de ingezette middelen. Men had hier achteraf zelf mee naar buiten moeten treden.’
Ook de Vereniging van Cassatieadvocaten in Strafzaken (VCAS) vindt dat met de actie principiële grenzen zijn overschreden. In een online verklaring laakte zij het optreden van politie en OM. ‘Dit raakt aan de wortels van de rechtsstaat’, zegt VCAS-voorzitter Jacqueline Kuijper (Advocatenkantoor Kuijper). ‘Met name het verschoningsrecht van de advocaat dat hem in staat stelt vrij te communiceren met zijn cliënt. Dan houd je je niet aan de regels de we met z’n allen accepteren.’
3 september 2020. In de gerechtsbunker in Osdorp. De officieren van justitie verweren zich tegen de bezwaren van de verdediging. De “ongekend zware verwijten” zijn stuk voor stuk “onterecht”. De extra onderzoeken en getuigenverhoren waar de advocaten om verzochten, dienen te worden afgewezen. Over de observatie in Dubai: ‘Die is in beginsel toegestaan.’ Over de beschuldiging van het lekken: ‘Dat proces-verbaal was bedoeld ter verificatie van de kroongetuige. Uitdrukkelijk niet om het gedrag van raadslieden te onderzoeken.’
Harde grens
In zijn bejegening van de advocatuur is het OM in deze zaak onzorgvuldig geweest, meent strafadvocaat Rob van der Hoeven (NautaDutilh). Van der Hoeven is voorzitter van de adviescommissie strafrecht van de NOvA, maar spreekt op persoonlijke titel. Hij doceert gedragsrecht in de specialisatieopleiding strafrecht voor advocaten aan de universiteit. ‘Neem het vermeende lekken: het OM moet als geen ander weten dat je alleen beschuldigingen mag uiten als dat goed onderzocht is’, zegt hij. ‘Nu stond dat helemaal niet vast. Lekken tijdens beperkingen is niet één of ander overtredinkje, het is een doodzonde waar de tuchtrechter flink op ingrijpt. Het OM had de deken of de tuchtrechter moet inschakelen als ze meenden dat ze een zaak hadden. Nu sturen ze dit zo de wereld in, waardoor mensen onomkeerbaar beschadigd kunnen worden.’
Van der Hoeven constateert dat het OM in de loop der jaren vaker over de rand opereert: ‘Het hoort bij de opsporingstaak om grenzen op te zoeken. Maar als men bij het verkennen daarvan stuit op een harde grens, zoals het verschoningsrecht, lijken ze te vaak te denken van: “Ach weet je wat, baat het niet dan schaadt het ons ook niet”.’ Brinkhoff signaleert een vergelijkbare trend: ‘Je ziet het duidelijk in de methoden die het OM in grote zaken meer is gaan gebruiken. Zo zet men steeds vaker een kroongetuige in, terwijl daar juridische en morele bezwaren aan kleven. Een ander voorbeeld is de herintroductie van de criminele burgerinfiltrant, een middel dat twintig jaar lang niet mocht.’
VCAS-voorzitter Kuijper mist de professionele distantie bij het OM. ‘Vroeger opereerden officieren meer magistratelijk. Dat houdt in dat je afwegingen maakt op een afstandelijke manier: kunnen we dit wel doen, hoe zit het met de borging in de regels en het EVRM?’
Opsporingsbelang
Het OM wijst op het uitzonderlijke opsporings- en vervolgingsbelang van de Marengo-zaak. Taghi is de meest gezochte verdachte van Nederland, aldus een persbericht. Zijn aanhouding had volgens het OM de hoogste prioriteit. CDA-Kamerlid Chris van Dam, officier van justitie van 1997 tot 2017, onderschrijft dit: ‘Het aanhouden van Taghi is ook een bijdrage aan de rechtsstaat, het is flauw om alleen maar te zeggen dat het de rechtsstaat in gevaar zou brengen. Het was ook in het belang van de veiligheid van advocaten en om recht te doen aan de samenleving. Er staan meerdere potjes om het fornuis waarin geroerd moet worden.’
Weski vindt dit een excuus waarmee oneigenlijke methoden worden gelegitimeerd. Zoals de bewijsconstructie van pgp-berichten: versleutelde telefoonberichten waarmee verdachten volgens justitie communiceerden. ‘Het OM baseert zich steeds vaker op dit type berichten. Terwijl duidelijk begint te worden dat er juridisch en technisch ongelofelijk veel scheef mee is: met het beslag, het gebruik, de zoekmethoden, de inzage in geheimhouderrechten en het gebrek aan contra-expertise.’ Het OM waant zich volgens Weski onaantastbaar: ‘Men waagt zich aan allerlei buitenwettelijke methoden en constructies vanuit de gedachte: “Daar worden we toch niet voor bestraft”.
Toezicht op OM
De vraag dringt zich op: hoe staat het met de interne checks and balances bij het Openbaar Ministerie? Wie houdt in die organisatie toezicht op het eigen handelen. Van Dam vindt dat het toezicht binnen het OM op orde is: ‘Sinds de dwaling bij de Schiedammer parkmoord waar tunnelvisie aan het licht kwam, is de controle stevig aangescherpt. Ik heb me als officier wel eens afgevraagd: “Door hoeveel hoepels moet ik nou nog springen voordat ik iets kan doen”? Je hebt de kwaliteitsofficier die meekijkt, de rechercheofficier, de hoofdofficier overlegt periodiek over zware zaken, om toestemming te krijgen voor bijzondere opsporingsmiddelen is er de centrale toetsingscommissie. Sommige kwesties zijn zo heftig, daar moet je mee naar het college van pg’s. Ik heb me er wel publiekelijk over verbaasd dat deze routes niet zijn bewandeld bij het besluit advocaten te schaduwen.’
De advocatuur heeft een zichtbare en onafhankelijke toezichtstructuur, in de persoon van de deken en via het tuchtrechtsysteem. ‘Het OM heeft geen serieus equivalent’, ziet Kuijper. ‘Het college van pg’s kijkt mee, maar dat is al snel de slager die zijn eigen vlees keurt.’ De VCAS wendde zich met haar verzoek tot onderzoek naar de schaduwactie tot de procureur-generaal van de Hoge Raad. ‘Hij heeft een wettelijke controletaak, op hem komt het aan’, aldus Kuijper. Inmiddels is de procureur-generaal niet ingegaan op het verzoek, met als argument dat de kwestie onderwerp van debat is in een zaak die onder de rechter is. Kuijper: ‘Er is dus niemand die het OM op reguliere basis controleert.’ Vergelijkbare kritiek klonk vorig jaar in het rapport van de commissie-Fokkens. Die signaleerde bij het OM “een gebrek aan ethisch leiderschap” en een “niet-integere cultuur” naar aanleiding van een onbestrafte liefdesaffaire binnen de OM-top.
Meijering herkent het beeld: ‘In een andere zaak stelde ik vast dat het OM de rechter-commissaris onjuist geïnformeerd had om over de kroongetuige een positief rechtmatigheidsoordeel te verkrijgen. ‘Toen ik daarover een klacht indiende bij het OM kreeg ik per kerende post bericht terug: “De zaak is onder de rechter dus we doen er niks mee”. Ik vrees bij de Nationale ombudsman om dezelfde reden te stranden. Moeten wij zes jaar wachten met die klacht? Dan wordt het natuurlijk een lachertje.’
Aandeel advocatuur
Van Dam vindt dat de advocatuur ook de hand in eigen boezem moet steken. De aantijging van het OM dat gelekt zou worden, was voor de CDA’er aanleiding om de gedragsregels voor advocaten ter discussie te stellen. Hij stelt vragen bij de praktijk dat één advocaat in één strafzaak meerdere verdachten bijstaat. ‘Je kunt dan als advocaat bijvoorbeeld onder grote druk gezet worden om je ene cliënt als getuige op te roepen in de strafzaak van je andere cliënt. Je moet heel stevig in je schoenen staan om daar weerstand aan te bieden. Hoe kun je dan het belang van beide cliënten dienen? Een advocaat moet zich daar volledig vrij in voelen.’
‘De omgekeerde wereld’, vindt Van der Hoeven Van Dam’s ideeën. ‘Je kunt de regels niet veranderen omdat je dénkt dat er een probleem is. Eerst moet je nagaan of er een probleem is en zo ja, dat bij de onafhankelijke tuchtrechter neerleggen.’ De strafrechtadvocaat moet altijd opboksen tegen het grote apparaat van politie en OM, vertelt Van der Hoeven. ‘In diens controletaak of alle regels worden nageleefd, heeft hij een hoop vrijheid. Maar ook aan die vrijheid zitten grenzen. Als een advocaat die niet goed in acht, neemt komen de dekens in beeld. Die zijn actiever geworden in het onderzoeken van de twijfelgevallen. Het is belangrijk om te laten zien aan de maatschappij dat je je eigen fouten onderzoekt.’
Volgens Meijering zijn strafrechtadvocaten extra op hun hoede. ‘We weten allemaal hoe we onder het vergrootglas liggen, zeker in grotere zaken. Bij het minste of geringste word je afgeslacht. Dan opereer je voorzichtig op z’n egeltjes.’
Media als wapen
Toch zijn advocaten geen passieve speelbal van het Openbaar Ministerie in het strafproces, stelt Brinkhoff. ‘Vanuit de advocatuur wordt in grote zaken net zo goed bewust de media bespeeld. Dan voer je het gevecht niet in de zittingszaal en moet je niet raar opkijken als het OM hetzelfde doet.’ Er is wel een verschil, constateert Brinkhoff: ‘Advocaten worden nu eenmaal geacht om partijdig het belang van hun cliënt te dienen. Daarmee kunnen ook zij de verhoudingen op scherp zetten.’ Van Dam onderschrijft dit: ‘Ik denk dat advocaten de media vaak bewuster inzetten dan het OM. Als Openbaar Ministerie ben je daar van nature voorzichtiger mee.’
Advocaten vinden dat het OM het mediawapen in het Marengo-proces wel heel agressief inzet. ‘Het is een van de meest extreme voorbeelden van trial by media’, aldus Weski. ‘Hele dossiers worden al publiekelijk verspreid voordat ze bij de verdediging en de rechter terechtkomen. Met als gevolg dat zo’n verhaal in stukjes wordt geknipt en van commentaar wordt voorzien zonder dat de verdachte zich kan verdedigen. Potentiële getuigen kunnen dan hun verklaring erop afstemmen. Zo wordt waarheidsvinding een farce, mijn cliënt wordt op straat berecht.’ Dit was voor Weski in oktober 2019 mede reden om, achteraf tijdelijk, de verdediging van Taghi neer te leggen.
De advocatuur wordt gemarginaliseerd, vindt Kuijper. ‘Dat zit me heel hoog, want het raakt aan artikel 6 van het EVRM: het recht op een eerlijk proces’, zegt Kuijper. ‘Het wordt versterkt door de langdurige bezuinigingen op de advocatuur. Er wordt een beeld neergezet alsof we geen stuiver waard zijn. Dat maakt je extra kwetsbaar.’
De equality of arms in het strafproces staat op het spel, vinden Brinkhoff en diverse advocaten. De opsporingsmethoden van het OM worden brutaler, de mediastrategie feller. Strafrechtadvocaten kunnen daar niet altijd genoeg tegenoverstellen, zodat de machtsbalans dreigt door te slaan naar de staande magistratuur.
Rechter als bemiddelaar
Als het evenwicht tussen vervolging en verdediging is verstoord, kan de neutrale rechter dan de balans herstellen? De advocaten in het Marengo-proces richten zich expliciet op de rechtbank: die zou op eigen gezag onderzoek moeten doen naar de vermeende misstappen van het OM. Weski wijst op een recente zaak waarin het gerechtshof ’s-Hertogenbosch het heft in eigen hand nam. ‘Daar heeft het OM de rechter verkeerd voorgelicht op het vlak van geheimhouderrechten en het hof gaat dat nu uitzoeken. Het kan dus wel.’
Tegelijkertijd is de strafrechter gebonden aan verschillende beperkingen. ‘Zijn eerste taak is de verdachte een eerlijk proces geven’, stelt Van der Hoeven. ‘Daarin past het om gedragingen van procespartijen kritisch te bekijken. Maar de rechter is terughoudend met het vroegtijdig sanctioneren daarvan. Hij is daartoe wettelijk ook niet vaak verplicht. Hij zal dit eerder doen in zijn eindvonnis, als onderdeel van het geheel. Jammer dat het niet vaker in een vroeger stadium gebeurt.’
Gedeeld belang
September 2019. In de ontzetting na de moord op advocaat Derk Wiersum staan alle sleutelfiguren zij aan zij. Rechter, advocaat, officier van justitie. Pal voor de rechtsstaat. Een jaar later is van die solidariteit weinig over. Nota bene als gevolg van dezelfde strafzaak. Wrang, vinden de nodige advocaten. Toch lijkt de communis opinio dat juist daar de oplossing ligt: meer contact, meer eensgezindheid, zoeken naar het gedeelde belang.
Meijering riep een jaar geleden al op tot ontmoeting en debat. ‘Dat in besloten setting de magistratuur, advocaten en journalisten bij elkaar komen. De dassen los, benen op tafel, gewoon eens praten met elkaar.’ Van Dam heeft daar goede ervaringen mee. ‘Toen ik plaatsvervangend hoofdofficier in Amsterdam was, organiseerden we sessies met diverse ketenpartners in de Rode Hoed: daar werd stevig gesproken over inhoudelijke thema’s, maar ook hoe we met elkaar omgingen. Je dronk een borrel en kwam erachter dat je eigenlijk hetzelfde belang had; op een fatsoenlijke manier strafrecht plegen.’
Goede voorbeeld
Dat aandacht voor de onderlinge verhoudingen loont, toont volgens van Dam de Context-zaak bij de Haagse rechtbank in 2015. ‘Een beladen proces, waar een groep terreurverdachten terecht stond en waar net als bij Marengo de veiligheid van officieren, rechters en advocaten in het geding was. Simon Minks, één van de officieren, gaf elke ochtend als hij de zaal in kwam iedereen persoonlijk een hand: alle advocaten, ook de verdachten.’ Met positief effect: ‘Men was bang dat de zaak eindeloos zou duren. Maar alles is binnen de planning behandeld, er waren weinig schorsingen. Ik denk dat dat in hoge mate kwam door dat simpele dagelijkse gebaar.’
Ook Meijering geeft een inspirerend voorbeeld. ‘Als je ziet hoe waardig de uitvoerende en de rechterlijke macht zich in Noorwegen opgesteld hebben tijdens het Anders Breivik-proces. Iedereen bleef vasthouden aan de basisbeginselen van de rechtsstaat, terwijl daar door de enorme emoties de verleiding veel groter was om er op in te hakken. Daar kunnen we hier nog wat van leren.’