In het artikel ‘The Volkswagen Scandal: When We Ask, “Where Were the Lawyers?” Do We Ask the Wrong Question?’ suggereert Alice Woolley dat de advocaten die Volkswagen bijstonden in actie hadden kunnen komen, waardoor het sjoemelsoftwareschandaal van 2015 voorkomen had kunnen worden.[1] In haar artikel bekritiseert Woolley de terughoudende rol die de advocaten hadden aangenomen. Een van de uitspraken die de auteur doet is dat de advocaten hadden moeten ingrijpen op het moment dat ze er achter kwamen dat hun cliënt had besloten om gebruik te maken van sjoemelsoftware, waarmee emissietesten van auto’s gemanipuleerd konden worden. De schrijver impliceert dat de advocaten niet hun geheimhoudingsplicht hadden mogen laten prevaleren, maar zich tegen dit besluit van hun cliënt hadden moeten uitspreken.[2] Deze mening deel ik ook. Er zijn echter verschillende redenen om niet achter Woolley’s standpunt te staan. In dit essay zal ik daarom eerst een aantal argumenten benoemen die tegen haar opvatting zijn. Daarna zal ik ook redenen beschrijven die voor Woolley’s standpunt pleiten. Ten slotte zal ik een afweging maken van de argumenten en motiveren om welke redenen ik wel de mening van de auteur deel.

Argumenten tegen het interveniëren van de advocaten

De keuze van de advocaten om zich niet te verzetten tegen het besluit hun cliënt valt te verdedigen op basis van verschillende redenen. Een van die argumenten is dat er een geheimhoudingsplicht op de advocaten rust, waardoor ze geen informatie met anderen mochten delen over het plan van hun cliënt om gebruik te gaan maken van sjoemelsoftware.[3] Door de geheimhoudingsplicht is een advocaat immers genoodzaakt de kennis, die hij door zijn beroepsuitoefening vergaart, geheim te houden.

Deze geheimhoudingsplicht is volgens Nathalie Fanoy van wezenlijk belang in de advocatuurlijke beroepsuitoefening, omdat deze kernwaarde naast het individuele cliëntenbelang ook het algemeen maatschappelijk belang dient dat ervoor waakt dat een rechtzoekende onbelemmerde rechtsbijstand van een advocaat kan krijgen.[4] Voor een goede beroepsuitoefening is het immers van essentieel belang dat cliënten vrijuit kunnen spreken in het vertrouwen van hun advocaat en niet vrezen om hun volledige verhaal te delen.[5] Het is slechts op die wijze mogelijk om alle risico’s en mogelijkheden in een zaak behoorlijk in kaart te brengen.[6] Vervolgens kan met die informatie de beste beslissing worden genomen betreffende de in te nemen procespositie of het plan van aanpak.[7] Door de geheimhoudingsplicht hoog in het vaandel te zetten hebben de advocaten dus het algemeen belang gediend, wat een adequate rechtshulpverlening en een goede rechtsbedeling ten goede komt.

Een ander argument tegen het interveniëren van de advocaten van Volkswagen is dat  wél ingrijpen in strijd zou zijn met partijdigheid als kernwaarde van de advocatuur.[8] Met partijdigheid wordt bedoeld dat een advocaat het belang van zijn cliënt dient te behartigen en geen enkel ander belang.[9] De advocaten van Volkswagen handelden dus in lijn met de kernwaarde partijdigheid door het cliëntenbelang te laten prevaleren boven andere belangen die juist gediend zouden zijn door op te treden tegen de installatie van de sjoemelsoftware.

Daarnaast valt te verdedigen dat, in tegenstelling tot de overtuiging van Woolley, het helemaal niet de rol van een advocaat is om een morele leidsman voor zijn cliënt te zijn.[10] Volgens deze opvatting hoeft een advocaat, zolang hij zelf binnen de grenzen van de wet opereert, geen morele verantwoordelijkheid te nemen voor de manier waarop hij opkomt voor de belangen van de persoon die hij bijstaat.[11] Omdat de advocaat geen morele verantwoordelijkheid draagt voor het optreden van zijn cliënt kan hij hem juist optimaal bijstaan.[12] Deze rolopvatting komt ook overeen met het ideaaltype advocaat dat door Christine Parker “Adversarial Advocate” word genoemd.[13] Volgens dit ideaaltype is het bovendien de plicht van een advocaat om de belangen van zijn cliënt zo krachtig mogelijk te verdedigen. In overeenstemming met deze zienswijze hadden de advocaten in deze casus dus geen morele verantwoordelijkheid om zich tegen de plannen van Volkswagen te keren. Door niet in te interveniëren waren de advocaten juist in staat om hun cliënt een zo goed mogelijke rechtsbijstand te bieden.

Ook Stephen Pepper noemt een argument ter verdediging van het zojuist genoemde ethisch minimalisme, waarbij in eerste plaats het cliëntenbelang wordt gediend. Het recht is namelijk een cruciaal instrument voor burgers om hun autonomie gestalte te kunnen geven binnen een liberale samenleving.[14] Meestal is het recht echter te ingewikkeld en ondoorgrondelijk, waardoor het lastig toegankelijk is voor de gemiddelde burger. [15] Aangezien autonomie een gewichtige morele waarde vormt, moeten burgers in staat zijn zich te laten bijstaan en te laten adviseren door een juridisch expert, die bijdraagt aan de verwezenlijking van hun doelen.[16] Pepper is ervan overtuigd dat deze essentiële morele functie door advocaten wordt vervuld.[17] Een advocaat zou met name ethisch minimalistisch moeten handelen om de autonomie van de burger te dienen.[18] Doordat de advocaten in dit geval Volkswagen zijn gang hebben laten gaan, eerbiedigden zij juist de autonomie van hun cliënt.

Argumenten voor het interveniëren van de advocaten

Naast de genoemde tegenargumenten zijn er ook verschillende redenen te bedenken die juist pleiten vóór het ingrijpen van de advocaten. Zo is de geheimhoudingsplicht van advocaten niet onbegrensd. In zeer bijzondere omstandigheden kan gerechtvaardigd worden dat het belang dat met de geheimhoudingsplicht wordt gediend achter het belang van waarheidsvinding wordt gesteld.[19] Daarbij kunnen bijvoorbeeld de volgende aspecten van belang zijn: de ernst en de aard van de vermoede strafbare feiten en het vertrouwen in de maatschappelijke functie van de advocatuur.[20] Ook hier is sprake van zo’n uitzonderlijk geval. Volkswagen kon als een van de grootste autofabrikanten ter wereld zeer grote milieuschade veroorzaken door gebruik te maken van  sjoemelsoftware. Deze software zorgde er namelijk voor dat de autoriteiten niet konden detecteren wanneer een auto meer schadelijke stoffen uitstootte dan volgens milieunormen was toegestaan. Daardoor konden elf miljoen auto’s op de markt worden gebracht die een hogere emissie hadden dan geoorloofd was.[21] Wanneer openbaar zou worden dat de advocaten van Volkswagen actie hadden kunnen nemen om dit tegen te gaan, dan zou dit het vertrouwen in de maatschappelijke functie van de advocatuur ernstig schaden.

Bovendien wordt het interveniëren door de advocaten gerechtvaardigd door een ander argument. Naast de partijdigheid vormt onafhankelijkheid namelijk ook een kernwaarde van de advocatuur.[22] Om de onafhankelijkheid van de advocaat te waarborgen is het onder andere niet de bedoeling dat een advocaat zich vereenzelvigt met de cliënt en zijn belangen.[23] Dit brengt met zich mee dat de advocaten van Volkswagen zich niet volledig hadden hoeven laten leiden door het belang van hun cliënt om de sjoemelsoftware verborgen te houden, en op grond van een zwaarwegend maatschappelijk belang er wel voor hadden mogen kiezen om een in te grijpen.

Deze overtuiging is ook verdedigbaar vanuit het ideaaltype advocaat door Parker typeert wordt als “Responsible Lawyer”.[24] Volgens dit ideaaltype is de rol van advocaten het faciliteren van publieke rechtsbedeling in het algemeen belang.[25] Daarmee hebben advocaten een verantwoordelijkheid om het recht zo eerlijk en rechtvaardig mogelijk te laten werken.[26] In dit geval kan het aanbrengen van sjoemelsoftware in auto’s tot gevolg hebben dat veel meer schadelijke stoffen uitgestoten kunnen worden dan toegestaan is. Dat veroorzaakt een zeer negatief effect hebben op mens en milieu. De emissie van die schadelijke stoffen kan immers de menselijke en ecologische gezondheid aantasten. Het algemeen belang zou dus gediend zijn bij het voorkomen van deze schade. Conform het ideaaltype “Responsible Lawyer” hadden de advocaten hier dus een verantwoordelijkheid om in te grijpen als ze daardoor wellicht hun cliënt hadden kunnen weerhouden van het toebrengen van de milieuschade.

Daarnaast zou het ook juist in het belang van de cliënt kunnen zijn om wél te interveniëren, waarmee ook partijdigheid als kernwaarde van de advocatuur wordt gediend. In het geval dat de advocaten van Volkswagen de mogelijkheid hadden om de installatie van de sjoemelsoftware tegen te houden, dan hadden zij de aanzienlijke reputatieschade kunnen afwenden die de autofabrikant was komen te lijden als gevolg van de openbaarmaking van de informatie over de sjoemelsoftware. De reputatieschade vertaalt zich bovendien in economische schade, doordat waarschijnlijk minder klanten geneigd zijn om een auto aan te schaffen van een bedrijf dat grootschalig gefraudeerd heeft.

Ook was het juist in het belang van Volkswagen geweest om te in te grijpen, omdat daarmee mogelijk de boetes en de schadevergoedingsclaims voorkomen hadden kunnen worden. Inmiddels heeft het schandaal Volkswagen meer dan eenendertig miljard euro aan schadevergoedingen en boetes gekost.[27] De nasleep van dit emissieschandaal is bovendien nog steeds niet voorbij. Zo heeft het Hooggerechtshof van Londen dit jaar geoordeeld dat Volkswagen ook in het Verenigd Koninkrijk sjoemelsoftware in auto’s heeft geïnstalleerd.[28] Dit maakt weer de weg vrij voor een reeks nieuwe claims.

Conclusie

Alice Woolley suggereert in haar artikel ‘The Volkswagen Scandal: When We Ask, “Where Were the Lawyers?” Do We Ask the Wrong Question?’ dat de advocaten van Volkswagen in hadden moeten grijpen op het moment dat ze tot de ontdekking kwamen dat hun cliënt had besloten gebruik te maken van sjoemelsoftware. Er valt echter te bepleiten waarom de advocaten juist handelden door zich terughoudend op te stellen. Zo rust er op advocaten een geheimhoudingsplicht, die van wezenlijk belang is voor adequate rechtshulpverlening en een goede rechtsbedeling. Daarnaast kan betoogd worden dat de advocaten in lijn met partijdigheid als kernwaarde van de advocatuur handelden door het cliëntenbelang boven het algemene belang van milieubescherming te verkiezen. Verder is deze houding van de advocaten ook verenigbaar met het ideaaltype “Adversarial Advocate”, die door ethisch minimalistisch te handelen over de autonomie van zijn cliënt waakt en zijn belangen zo krachtig mogelijk poogt te beschermen door die boven belangen van andere partijen te laten prevaleren.

Toch sta ik achter het standpunt van Woolley. Zo zouden de advocaten de kernwaarde partijdigheid kunnen dienen door juist wel in te grijpen. Daarmee hadden ze mogelijk grote reputatie- en economische schade aan de kant van hun cliënt kunnen afwenden. Daarnaast is de geheimhoudingsplicht, die op advocaten rust, niet ongelimiteerd. De aard en ernst van de schade en de mate waarin het schandaal van het vertrouwen in de maatschappelijke functie van advocaten aantast rechtvaardigen dat het beroepsgeheim in dit geval doorbroken mag worden. Er was namelijk kans op aanzienlijke milieuschade en in het geval dat openbaar zou worden dat  de  advocaten van Volkswagen actie hadden kunnen nemen om dit te beletten en ervoor kozen dit niet te doen, dan zou dit het vertrouwen in de maatschappelijke functie van de advocatuur ernstig kunnen schaden. Dus zeker wanneer het gaat om het voorkomen van grote milieuschade valt de “Responsible Lawyer” te verkiezen boven de “Adversarial Lawyer”. Kortom, de advocaten hadden moeten ingrijpen.

Literatuurlijst

Böhler 2012

  1. Böhler, Vrij, onverveerd (oratie Amsterdam UvA), Vossiuspers UvA: Amsterdam 2012.

Domselaar, van, AAe 2017, p. 902-910

  1. van Domselaar, ‘Een eerlijke deal? Over ethisch minimalisme in de corporate advocatuur’, AAe 2017, p. 902-910.

Fanoy, AAe 2016, p. 89-92

  1. Fanoy, ‘Verschoningsrecht van de advocaat: veilige haven, geen vrijplaats’, AAe 2016, p. 89-92.

Horst, van der, & Klein, S&O 2019, p. 150-170

  1. van der Horst & R. Klein, ‘Het verschoningsrecht, de toekomst met vertrouwen tegemoet?, S&O 2019, afl. 4, p. 150-170.

Parker, Monash University Law Review 2004, p.49-74

  1. Parker, ‘A Critical Morality for Lawyers: Four Approaches to Lawyer’s Ethics’, Monash University Law Review 2004, afl. 1, p. 49-74.

Velzen, van, 2020

  1. van Velzen, ‘Dieselgate nog niet voorbij voor Volkswagen, nieuwe claims dreigen’, Trouw.nl 8 april 2020.

Verkijk 2010

  1. Verkijk, De advocaat in het burgerlijk proces (diss. Maastricht), Den Haag: Boom Juridisch 2010.

Weijer, van de, 2020

  1. van de Weijer, ‘Volkswagen moet schadevergoeding betalen aan Duitse eigenaren van Sjoemeldiesels’, Volkskrant.nl 25 mei 2020.

Woolley 2015

  1. Woolley, ‘The Volkswagen Scandal: When We Ask, “Where Were the Lawyers?” Do

We Ask the Wrong Question?’, ABlawg.ca 1 oktober 2015.

‘Volkswagen: 11 miljoen auto’s hebben ‘sjoemelsoftware’’, Nos.nl 22 september 2015.

[1] Woolley 2015, p.1.

[2] Woolley 2015, p.1-2.

[3] Deze geheimhoudingsplicht komt onder andere tot uitdrukking in art. 10a lid 1 sub e jo. 11a Advocatenwet en in regel 3 Gedragsregels advocatuur.

[4] Fanoy AAe 2016, p. 92.

[5] Fanoy AAe 2016, p. 92.

[6] Fanoy AAe 2016, p. 92.

[7] Fanoy AAe 2016, p. 92.

[8] Partijdigheid als kernwaarde van de advocatuur is zowel beschreven in art. 10a lid 1 sub b Advocatenwet als in regel 2 lid 2 Gedragsregels advocatuur.

[9] Zie regel 2 lid 2 Gedragsregels advocatuur.

[10] Verkijk 2010, p. 86.

[11] Verkijk 2010, p. 86.

[12] Verkijk 2010, p. 86.

[13] Parker Monash University Law Review 2004, p. 56.

[14] Van Domselaar, AAe 2017, p. 904.

[15] Van Domselaar, AAe 2017, p. 904.

[16] Van Domselaar, AAe 2017, p. 904.

[17] Van Domselaar, AAe 2017, p. 904.

[18] Van Domselaar, AAe 2017, p. 904.

[19] Van der Horst & Klein, S&O 2019, p.154.

[20] Van der Horst & Klein, S&O 2019, p.154.

[21] ‘Volkswagen: 11 miljoen auto’s hebben ‘sjoemelsoftware’’, Nos.nl 22 september 2015.

[22] Onafhankelijkheid als kernwaarde van de advocatuur komt tot uitdrukking in art. 10a lid 1 sub a Advocatenwet en in regel 2 lid 1 Gedragsregels advocatuur.

[23] Böhler 2012, p. 15.

[24] Parker, Monash University Law Review 2004, p.56.

[25] Parker, Monash University Law Review 2004, p.56.

[26] Parker, Monash University Law Review 2004, p.56.

[27] Van de Weijer 2020.

[28] Van Velzen 2020.

Advertentie