Het verschoningsrecht en de daarmee samenhangende geheimhoudingsplicht van advocaten staat de laatste jaren ter discussie. Het OM en de FIOD stellen dat grote ondernemingen het verschoningsrecht inzetten als procedureel wapen. Strafzaken lopen hierdoor jaren vertraging op en het OM is niet meer in staat om grote bedrijven effectief te controleren.[2] Het OM pleit daarom al jaren voor versnelde procedures bij de rechter-commissaris over zaken met betrekking op het verschoningsrecht.[3] Wat opvalt is dat ook de critici van het verschoningsrecht, zoals het OM, aannemen dat een advocaat van een groot bedrijf in beginsel een beroep kan doen op het verschoningsrecht. De vraag is of deze aanname terecht is. Wat is precies de ratio achter de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten? Is het überhaupt te rechtvaardigen dat advocaten van rechtspersonen hier een beroep op kunnen doen? En welke implicaties heeft dit voor de rol van de advocaat?
Geheimhouding
De geheimhoudingsplicht is gecodificeerd in artikel 11a van de Advocatenwet. Daarnaast is vertrouwelijkheid één van de vijf kernwaarden van de advocatuur die genoemd worden in artikel 10a lid 1 van de Advocatenwet. Het verschoningsrecht van de advocaat hangt nauw samen met de geheimhoudingsplicht. De advocaat kan immers alleen voldoen aan de geheimhoudingsplicht als hem een beroep op het verschoningsrecht toekomt jegens derden. De HR heeft het verschoningsrecht gekarakteriseerd als een algemeen rechtsbeginsel dat prevaleert boven het maatschappelijk belang van waarheidsvinding.[4] Toch is het verschoningsrecht de laatste jaren wel enigszins ingeperkt.[5]
De handhaving van de geheimhoudingsplicht gaat ten koste van de waarheidsvinding. Aangezien het voor zich spreekt dat waarheidsvinding in ieder geval één van de doelen is waar ons rechtssysteem naar streeft zal de inperking hiervan goed beargumenteerd moeten worden.[6] In de literatuur worden verschillende argumenten genoemd ter rechtvaardiging van het verschoningsrecht. Ten eerste zou de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht de autonomie en de privacy van de cliënt garanderen.[7] De geheimhouding wordt hierbij gezien als een fundamenteel mensenrecht.[8] Ten tweede is er het nemo tenetur-beginsel. De geheimhouding garandeert dat een persoon kan communiceren met zijn advocaat zonder dat dit later tegen hem wordt gebruikt in een strafzaak.[9] Ten derde is de geheimhouding essentieel voor een goede rechtshulpverlening. Een cliënt moet zich vrij voelen om alle relevante informatie te delen met zijn advocaat. Alleen dan kan een advocaat hem of haar van goed advies voorzien.[10] Ten slotte hangt de geheimhoudingsplicht nauw samen met de rol van de advocaat. Deze is geen verlengstuk van de staat.[11]
Het eerste, tweede en vierde argument zien vooral op de machtsverhouding tussen de staat en het individu. De geheimhouding beschermt de fundamentele rechten van het individu tegen inmenging van de overheid. Het derde argument is een praktisch argument. Een advocaat moet zijn cliënt van deugdelijk advies voorzien. Dit is alleen mogelijk als hij beschikt over volledige en juiste informatie.
Dit zijn overtuigende argumenten voor het handhaven van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht voor advocaten die individuen bijstaan. Het is echter de vraag of deze argumenten de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van bedrijfsadvocaten kunnen rechtvaardigen.
Deontologie en consequentialisme
Ten eerste is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen een deontologische en consequentialistische rechtvaardiging voor het toekennen van rechten aan rechtssubjecten. Bij de deontologische rechtvaardiging worden rechten toegekend op intrinsieke gronden. Het recht op autonomie van een individu heeft bijvoorbeeld een fundamenteel karakter.[12] Bij de consequentialistische rechtvaardiging worden rechten toegekend op grond van extrinsieke overwegingen.[13] Het recht is hier een middel om een doel te bereiken. Hierbij kan gedacht worden aan het recht van een mediabedrijf op de vrijheid van meningsuiting. Dit recht komt het bedrijf toe, omdat vrije media bijdragen aan de kwaliteit van de maatschappelijke discussie. [14]
Volgens de deontologische ethiek moeten personen altijd als doelen op zich worden behandeld. Rechtspersonen daarentegen zijn middelen om een bepaald doel te bereiken. Het is dus niet gerechtvaardigd om de rechtspersoon dezelfde morele consideratie toe te kennen als een natuurlijk persoon.[15] Dit brengt met zich mee dat rechten die aan rechtspersonen toekomen alleen gerechtvaardigd kunnen worden o.g.v. consequentialistische argumenten. Dit betekent dat deze rechten veel sneller kunnen worden ingeperkt als ze nadelige gevolgen hebben.[16]
Rechtspersoon en het individu: de fundamentele verschillen
Macht en autonomie
Het eerste en meest voor de hand liggende verschil tussen het individu en de rechtspersoon is de mate van macht en invloed die ze hebben.[17] Een bedrijf zoals Shell beschikt over enorme financiële middelen. [18] Daarnaast heeft het toegang tot een grote hoeveelheid informatie.[19] Shell kan invloed uitoefenen op de wetgeving waar zij zelf aan gebonden is. Dit gebeurt op twee manieren. Ten eerste direct via lobbyisten.[20] Ten tweede door de publieke opinie en in het verlengde daarvan de politiek en de wetgeving te beïnvloeden door het verspreiden van desinformatie.[21] Waar individuen dus onderworpen zijn aan wetten die door instituties zijn opgesteld die macht over hen uitoefenen, zijn grote multinationals in staat om (deels) zelf het recht te vormen. Natuurlijke personen beschikken niet over dezelfde financiële middelen, zij kunnen niet lobbyen, ze hebben geen invloed op de besluitvorming. Hun autonomie wordt volledig bepaald door de mate waarin hun rechten worden gerespecteerd.
Met andere woorden, een groot bedrijf is veel beter in staat om zijn eigen autonomie te beschermen dan een natuurlijk persoon. Waar de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht voor het individu essentieel zijn om een minimum aan autonomie te garanderen, leidt het bij grote rechtspersonen tot een bijna ongebreidelde autonomie. Is dit erg? Meer autonomie is toch nooit onwenselijk? Dit valt te betwijfelen. De autonomie van een rechtspersoon heeft geen intrinsieke waarde en kan dus alleen gerechtvaardigd worden op basis van de positieve gevolgen die het met zich meebrengt. Het staat niet ter discussie dat een goedwerkende markteconomie alleen mogelijk is wanneer bedrijven een bepaalde mate van autonomie genieten. Aan de andere kant moet een markteconomie altijd gereguleerd worden om goed te functioneren. Als fraude en corruptie onbestraft blijven, leidt dit tot een oneerlijke concurrentiepositie voor bedrijven die zich hieraan schuldig maken. Dit verstoort een goedwerkende markteconomie. Het verschoningsrecht staat een effectieve controle van marktdeelnemers in de weg. Doordat grote rechtspersonen het verschoningsrecht inzetten als procedureel wapen is het OM minder goed in staat om deze bedrijven te controleren.
Daarnaast kan een te grote mate van autonomie van rechtspersonen inbreuk maken op de autonomie van individuen. Als bedrijven niet meer gecontroleerd kunnen worden, zijn ze vrij om wetten te overtreden naar hun eigen goeddunken. Deze regulaties zijn er nou juist om de burger te beschermen tegen bijvoorbeeld de schadelijke effecten van vervuiling, geluidsoverlast of financiële woekerproducten. Het waarborgen van de autonomie van personen en het goed functioneren van de markteconomie vereisen dus het inperken van de autonomie van rechtspersonen, door het afschaffen of fors inperken van het verschoningsrecht en de geheimhoudingsplicht van bedrijfsadvocaten.
Rol van de rechtspersoon in de samenleving
Er is nog een reden waarom de controle van rechtspersonen belangrijk is voor het waarborgen van de fundamentele rechten van burgers. De rol van privaatrechtelijke rechtspersonen breidt zich alsmaar uit en krijgt een steeds meer publiek karakter. Privaatrechtelijke rechtspersonen nemen namelijk steeds meer publieke taken over.[22] Naast het overnemen van publieke taken hebben bedrijven de laatste decennia ook steeds meer nieuwe publieke ruimten gecreëerd. Het internet is hier een goed voorbeeld van, dit is in wezen een publieke ruimte die onder private controle staat. Het onderscheid tussen de overheid die opereert in de publieke sfeer en het bedrijfsleven dat alleen in de private sfeer handelt is niet meer vol te houden. Het is zelf zo dat op sommige grondrechten, zoals bijvoorbeeld het recht op privacy, wellicht meer inbreuk wordt gemaakt door techgiganten dan door de Nederlandse staat.[23] Met andere woorden, de staat is niet langer de enige institutie die op grote schaal inbreuk kan maken op de rechten van individuen.
In de Verenigde Staten hebben advocaten die optreden namens de overheid een plicht om hun geheimhoudingsplicht te schenden in bepaalde gevallen. Deze plicht gaat verder dan die van advocaten die optreden voor private partijen. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat de overheid ook rekening moet houden met het publieke belang.[24] Daarom weegt de geheimhouding minder zwaar. Gezien het steeds meer publieke karakter van privaatrechtelijke rechtspersonen kun je je afvragen of sommige grote bedrijven niet veel meer overeenkomsten hebben met de overheid dan met individuele burgers. Dit zou betekenen dat bedrijven, net als de overheid, rekening zouden moeten houden met het publieke belang.[25] Daarbij zouden zij, net als de overheid, moeten voldoen aan een bepaalde mate van transparantie. Ook hierbij passen een minder verstrekkend verschoningsrecht en geheimhoudingsplicht voor bedrijfsadvocaten.
Rol van de advocaat
Het wordt over het algemeen geaccepteerd dat advocaten die individuen bijstaan daarbij ‘amoreel’ te werk mogen gaan. Ze behartigen de belangen van hun cliënt en houden daarbij in beginsel geen rekening met het algemene belang. Deze amorele rol wordt gerechtvaardigd doordat het de autonomie van het individu vergroot.[26] Voor advocaten die een rechtspersoon bijstaan ligt dit echter anders. We hebben al vastgesteld dat de autonomie van een rechtspersoon geen fundamenteel karakter heeft en dat controle van rechtspersonen essentieel is om de autonomie van natuurlijke personen en de integriteit van de markteconomie te waarborgen. Het is daarom verdedigbaar om van bedrijfsadvocaten te vragen dat ze naast het belang van de rechtspersoon ook rekening houden met het publieke belang.[27] Het verschoningsrecht en de geheimhoudingsplicht passen niet goed bij deze visie op de rol van de advocaat.
Nemo tenetur-beginsel
Ook het nemo tenetur-beginsel kan de geheimhouding niet zomaar rechtvaardigen. Het nemo tenetur-beginsel beschermt het individu tegen het machtsapparaat van de staat. Gezien de eerdergenoemde machtspositie van grote rechtspersonen kan echter worden betoogd dat de bescherming die het nemo tenetur-beginsel biedt, niet onverkort moet gelden voor grote rechtspersonen.[28] Het is namelijk zo dat de misdrijven waar ondernemingen zich schuldig aan maken, zoals bijvoorbeeld fraude en het ontduiken van milieuvoorschriften, een verborgen karakter hebben.[29] Deze misdrijven komen pas aan het licht na onderzoek. Daarom zijn bedrijven onderworpen aan een regime van controlemechanismes dat niet omzeild kan worden met een beroep op het nemo tenetur-beginsel. Neem bijvoorbeeld de verplichting om een bedrijfsafvalrapportage te verstrekken aan de toezichthouder. De HR heeft besloten dat het gebruik van deze bedrijfsafvalrapportages als bewijs in een latere strafzaak niet in strijd is met het nemo tenetur-beginsel.[30] Kortom, het nemo tenetur-beginsel heeft voor bedrijven een veel minder fundamenteel karakter en kan dus niet als rechtvaardiging dienen voor het handhaven van het verschoningsrecht van bedrijfsadvocaten.
Goede rechtshulpverlening
Ten slotte is er nog het argument dat de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht essentieel zijn voor de goede rechtshulpverlening. Dit argument is problematisch. Ten eerste is er weinig empirisch bewijs dat de geheimhoudingsplicht van de advocaat garandeert dat de cliënt alle relevante informatie aan hem prijsgeeft.[31] Ten tweede zullen privaatrechtelijke rechtspersonen vaak juridisch advies inwinnen voordat zij actie ondernemen. De rechtspersoon wil van zijn advocaat weten of een bepaald plan in overeenstemming is met de relevante wetten en regulaties. Het gaat hier dus om een advies over toekomstig handelen. Een rechtspersoon die advies inwint met het doel om aan de wet te voldoen heeft niks aan geheimhouding, want zijn toekomstige handelingen zullen in overeenstemming zijn met de wet.[32] Dit zal anders zijn als bedrijven hun advocaten advies vragen over de beste manier om de wet te omzeilen. Deze bedrijven zullen dit wellicht minder snel doen als ze weten dat deze communicatie met hun advocaat niet langer beschermd is. Dit lijkt mij een argument voor het inperken van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de bedrijfsadvocaat.[33]
Slot
De geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht voor bedrijfsadvocaten zijn problematisch om drie redenen. Ten eerste is de rechtvaardiging voor het bestaan van deze rechten in de context van de bedrijfsadvocatuur gebrekkig. Ten tweede zijn er aanwijzingen dat het recht misbruikt wordt. Ten derde zijn de potentiële gevolgen van dit misbruik veel groter dan bij individuen het geval zou zijn.
Het is tijd om de dogmatiek terzijde te schuiven en eens echt een discussie over dit onderwerp te beginnen. Moet er überhaupt een verschoningsrecht zijn voor bedrijfsadvocaten, en zo ja, op grond van welke argumenten kan dit gerechtvaardigd worden? Wat zou de reikwijdte hiervan moeten zijn? Hoe voorkomen we dat er misbruik van wordt gemaakt? Kunnen we misschien iets leren van het buitenland?[34]
Literatuurlijst
Babic, Fichtner & Heemskerk 2017
M.Babic, J.Fichtner& E.M. Heemskerk,’ States versus Corporations: Rethinking the Power of Business in International Politics’, The International Spectator Italian Journal of International Affairs 2017/52, afl. 4.
Beunderman, NRC 5 september 2019
- Beunderman,’ Recordschikking Google om privacy van kinderen’, NRC 5 september 2019.
https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/05/cookies-recordschikking-google-om-privacy-van-kinderen-a3972266. Dit is één voorbeeld, maar er zijn veel meer van dit soort berichten te vinden
Bovens, Ars Aequi 1998
- Bovens,’ Hebben rechtspersonen morele plichten Rode draad en fundamentele rechten?’, Ars Aequi, 1998/47, afl. 7, p.651-659.
Claassen & Sluijs, NRC 24 juli 2019
- Claassen & J. Sluijs, ‘Bedrijven hebben grote invloed – daar horen plichten bij’, NRC 24 juli 2019.
https://www.nrc.nl/nieuws/2019/07/24/bedrijven-hebben-grote-invloed-daar-horen-plichten-bij-a3968095
Crijns & Meij, van der, 2005
J.H. Crijns & P.P.J. van der Meij,’ Over de grenzen van de materiële waarheidsvinding’, in: R.H. Haveman, Langs de randen van het strafrecht, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2005, p.45-69.
Daal, van, 2011
- van Daal, ‘Geheimhoudingsplicht op de tocht = advocatuur in gevaar’, Advocatenblad, 2011, afl. 13, p.51-52.
https://www.advocatenblad.nl/2011/10/04/geheimhoudingsplicht-op-de-tocht-advocatuur-in-gevaar/
Fanoy 2017
N.Fanoy 2017, De geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de advocaat (diss. Amsterdam UvA), Apeldoorn: Maklu-Uitgevers 2017.
Fishel, The University of Chicago Law Review 1998
- Fischel, ‘Lawyers and Confidentiality’, The University of Chicago Law Review 1998/65, afl.1.
Intern rapport Shell 1998
The Greenhouse Effect
http://www.climatefiles.com/shell/1988-shell-report-greenhouse/
Koops 2000
B.J. Koops, Verdachte en ontsleutelplicht: hoe ver reikt nemo tenetur?, Deventer: Kluwer 2000.
Lugt, van der, Ftm 8 juli 2016
- van de Lugt, ‘Nederlandse multinationals spenderen miljoenen aan lobby-activiteiten’ Ftm 8 juli 2016.
https://www.ftm.nl/artikelen/nederlandse-multinationals-geven-miljoenen-uit-aan-lobby-activiteiten?share=7SAjm8ErgHzxAuS%2Fa1TD29HtfrZqleEVehtuo4rhYShbwNfxAVTYxEBVlH2nkQ%3D%3D
Moliterno 2005
J.E. Moliterno, ‘The Federal Government Lawyer’s Duty to Breach Confidentiality.’, Faculty Publications 2005.
Mommers, de Correspondent 28 februari 2017
- Mommers, ‘Reconstructie: Zo kwam Shell erachter dat klimaatverandering levensgevaarlijk is (en ondermijnde het alle serieuze oplossingen)’, de Correspondent 28 februari 2017.
https://decorrespondent.nl/6262/reconstructie-zo-kwam-shell-erachter-dat-klimaatverandering-levensgevaarlijk-is-en-ondermijnde-het-alle-serieuze-oplossingen/1086198467068-a41c1646
Martyn, Nebraska Law Review 2003/81
S.R. Martyn,’ In Defense of Client-Lawyer Confidentiality … and Its Exceptions’, Nebraska Law Review, 2003/81, afl. 4, p.1320-1350.
Pepper, Amercan Bar Foundation Research Journal 1986
S.L. Pepper,’ The Lawyer’s Amoral Ethical Role: A Defense, A Problem, and Some Possibilities’, Amercan Bar Foundation Research Journal 1986/11, afl. 4, p.613-635.
Pepper, Georgetown Journal of Legal Ethics 2015
S.L. Pepper,’ Three Dichotomies in Lawyers’ Ethics (with Particular Attention to Three Dichotomies in Lawyers’ Ethics (with Particular Attention to the Corporation as Client)’, Georgetown Journal of Legal Ethics 2015/28, afl.4, p.1069-1134.
Rengers & Houtekamer NRC 6 juni 2019
M.Rengers & C.Houtekamer, ’Shell en Damen blokkeren onderzoeken’, NRC 6 juni 2019.
https://www.nrc.nl/nieuws/2019/06/06/shell-damen-blokkeren-onderzoeken-a3962956
Rochon, Schmitt & Herbert, The Champion 2019
- Rochon, A.R. Schmitt & A. Herbert,’ Is It Time to Revisit the Corporate Privilege Against Compelled Self-Incrimination?’, The Champion 2019, afl. 8, p.50-59.
Stellinga 2012
- Stellinga, Dertig jaar privatisering, verzelfstandiging en marktwerking, Amsterdam: Amsterdam University Press 2012.
Simon, Georgetown Journal of Legal Ethics 2017/30
W.H. Simon,’Attorney-Client Confidentiality: A Critical Analysis’, Georgetown Journal of Legal Ethics, 2017/30, afl. 1, p.447-460.
Thornburg, Notre Dame Law Review 1993
E.G. Thornburg,’ Sanctifying Secrecy: The Mythology of the Corporate Attorney-Client Privilege’, Notre Dame Law Review 1993/69, p.157-221.
Voert & Peters 2006
Voert & Peters, Trendrapportage advocatuur 2006, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2008.
Jurisprudentie
People v. Belge, 372 N.Y.S.2d 798 (County Ct. 1975).
HR 1 maart 1985, ECLI: NL: HR: 1985: AC9066.
HR 19 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1141.
Hof van Justitie 14 September 2010, ECLI:EU:C:2010:512.
Rechtbank Rotterdam 7 oktober 2019 ECLI:NL:RBROT:2019:7856.
[1] Hiermee bedoel ik advocaten die rechtspersonen (NV en BV) bijstaan. Dit omvat zowel de in-house advocaten als de externe advocaat. Ik gebruik voor beiden de term bedrijfsadvocaat.
[2] M. Rengers & C. Houtekamer, ’Shell en Damen blokkeren onderzoeken’, NRC 6 juni 2019, https://www.nrc.nl/nieuws/2019/06/06/shell-damen-blokkeren-onderzoeken-a3962956.
[3] Nieuwsbericht OM 7 juni 2019, https://www.om.nl/actueel/nieuws/2019/06/07/om-en-fiod-willen-procedures-voor-verschoningsrecht-effectiever-en-duidelijker-maken.
[4] HR 1 maart 1985, ECLI: NL: HR: 1985: AC9066, r.o. 3.1.
[5] Dit geldt vooral voor de inhouse advocaat, zie bijvoorbeeld Hof van Justitie 14 September 2010, ECLI:EU:C:2010:512 voor Europese mededingingszaken of Rechtbank Rotterdam 7 oktober 2019 ECLI:NL:RBROT:2019:7856.
[6] J. Crijns & P. van der Meij 2005, p. 45.
[7] Susan R. Martyn 2003, p.1328 en William H. Simon, p.4.
[8] Code of conduct for european lawyers, artikel 2.3.1.
[9] Susan R. Martyn 2003, p.1347. Zie ook People v. Belge, 372 N.Y.S.2d 798 (County Ct. 1975).
[10] N.Fanoy 2017, p.91.
[11] G. van Daal, ‘Geheimhoudingsplicht op de tocht = advocatuur in gevaar’, Advocatenblad 4 oktober 2011, laatste alinea, https://www.advocatenblad.nl/2011/10/04/geheimhoudingsplicht-op-de-tocht-advocatuur-in-gevaar/.
[12] Bovens 1998, p.5-6.
[13] Bovens 1998, p.6.
[14] Bovens 1998, p.7.
[15] Pepper 2015, p.1095-1096 en voetnoot 67.
[16] Er kleven geen principiële bezwaren aan het inperken van de grondrechten van rechtspersonen, er kan dus worden volstaan met een kosten/baten analyse. Als de toegekende rechten per saldo niet bijdragen aan het beoogde doel dan kunnen deze rechten worden ingeperkt. Zie Bovens 1998, p.7.
[17] Zie Babic, Fichtner en Heemskerk 2017, p.28 voor de financiële macht van bedrijven.
[18] Omzet Shell in 2017 was 272$ miljard, zie Babic, Fichtner en Heemskerk 2017, p.27.
[19] Wetenschappers van Shell wisten al sinds 1988 van de gevaren van klimaatverandering, zie The Greenhouse effect 1988, te vinden op http://www.climatefiles.com/shell/1988-shell-report-greenhouse/.
[20] P. van de Lugt, ‘Nederlandse multinationals spenderen miljoenen aan lobby-activiteiten’ Ftm 8 juli 2016, https://www.ftm.nl/artikelen/nederlandse-multinationals-geven-miljoenen-uit-aan-lobby-activiteiten?share=7SAjm8ErgHzxAuS%2Fa1TD29HtfrZqleEVehtuo4rhYShbwNfxAVTYxEBVlH2nkQ%3D%3D.
[21] J. Mommers, ‘Reconstructie: Zo kwam Shell erachter dat klimaatverandering levensgevaarlijk is (en ondermijnde het alle serieuze oplossingen)’, de Correspondent 28 februari 2017,
https://decorrespondent.nl/6262/reconstructie-zo-kwam-shell-erachter-dat-klimaatverandering-levensgevaarlijk-is-en-ondermijnde-het-alle-serieuze-oplossingen/1086198467068-a41c1646.
[22] Voor een uitgebreide geschiedenis van de privatisering in Nederland zie Stellinga 2012.
[23] M. Beunderman,’ Recordschikking Google om privacy van kinderen’, NRC 5 september 2019, https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/05/cookies-recordschikking-google-om-privacy-van-kinderen-a3972266. Dit is één voorbeeld, maar er zijn veel meer van dit soort berichten te vinden.
[24] Moliterno 2005, p.637.
[25] Het idee dat bedrijven het publieke belang moeten dienen wordt steeds breder geaccepteerd. Zie bijvoorbeeld R.Claassen & J.Sluijs, ‘Bedrijven hebben grote invloed – daar horen plichten bij’, NRC 24 juli 2019, https://www.nrc.nl/nieuws/2019/07/24/bedrijven-hebben-grote-invloed-daar-horen-plichten-bij-a3968095.
[26] Zie voor een uitgebreide uitleg Pepper 1986.
[27] Zie Pepper 2015, p.1079-1082, 1094-1096 en 1131-1133.
[28] Zie Koops 2000, p.41. In de VS is het zelfs zo dat een bedrijf geen zogenaamd fifth amendment rechten heeft. Voor dit laatste zie Rochon, Schmitt & Herbert 2019, p.50.
[29] Koops 2000, p.41.
[30] HR 19 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1141, r.o. 6.5.2.
[31] Thornburg 1993, p.161-166.
[32] Thornburg 1993, p.176.
[33] Thornburg 1993, p.176.
[34] Zoals bijvoorbeeld de eerdergenoemde uitzonderingsgronden voor overheidsadvocaten in de VS of regel 1.6 van de Model Rules of Professional Conduct.