Dat bleek maandag tijdens het wetgevingsoverleg van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Besproken werd de Wet uitbreiding slachtofferrechten, waarmee het kabinet de positie van het slachtoffer in het strafproces verder wil versterken.
Een belangrijk onderdeel is de verplichting voor de verdachte om op zitting aanwezig te zijn als het slachtoffer zijn spreekrecht uitoefent bij ernstige gewelds- en zedendelicten. Met deze verschijningsplicht wordt volgens minister Dekker voor Rechtsbescherming niet alleen het slachtoffer serieuzer genomen. Ook de verdachte zou er baat bij hebben: deze kan zien wat hij heeft teweeggebracht en krijgt daarnaast meer inhoudelijke informatie over zijn eigen proces.
Diverse Kamerfracties zetten vraagtekens bij de verschijningsplicht. ‘De rechter kan een verdachte nu al vorderen om te verschijnen’, aldus SP-Kamerlid Michiel van Nispen. ‘Lang niet alle slachtoffers willen dat de verdachte aanwezig is’. Dekker gaf aan dat er uitzonderingen bestaan op de plicht, zoals de situatie dat alle procespartijen zich tegen aanwezigheid uitspreken.
Ook Maarten Groothuizen van coalitiepartij D66 uitte twijfels: ‘Zowel de advocatuur als het Openbaar Ministerie hebben de verschijningsplicht ontraden. Je moet oppassen dat het doen van onderzoek ter zitting geen terechtwijzing ter zitting wordt. Je kunt de regie ook bij de rechter laten, dan biedt die maatwerk.’
Onder ogen zien
Toch wordt de verschijningsplicht gesteund door een Kamermeerderheid. ‘Mocht D66 tegenstemmen, dan compenseren onze twintig zetels dat’, stelde PVV-Kamerlid Lilian Helder. De PVV is een groot voorstander van slachtofferrechten en de verschijningsplicht is volgens Helder een oud PVV-idee.
Ook coalitiepartijen CDA en VVD zijn voor het plan. ‘De dader moet zijn slachtoffer onder ogen zien’, zei VVD-Kamerlid Jeroen van Wijngaarden. ‘In het jeugdstrafrecht is de aanwezigheid van de verdachte bij het spreekrecht een standaard onderdeel van het proces’, aldus CDA-Kamerlid Madeleine van Toorenburg. ‘Dat is een goede zaak, ook voor volwassenen.’
Het spreekrecht wordt volgens het wetsvoorstel uitgebreid tot de stieffamilie van een overleden slachtoffer. Dat wordt Kamerbreed ondersteund.
Ook wordt voor het spreekrecht voortaan een vast moment ingebouwd binnen het strafproces: voorafgaand aan het requisitoir van de officier van justitie. Ook daar stemmen de meeste partijen mee in, met de kanttekening dat het wenselijk kan zijn als het slachtoffer nog kan reageren op het requisitoir. Alleen zou in dat geval de verdachte op zijn beurt het recht hebben op om het slachtoffer te reageren. Zo wordt het slachtoffer sluipenderwijs steeds meer een derde procespartij, signaleerden onder meer PVV en GroenLinks. Zij vroegen Dekker om eerdere discussies over bijvoorbeeld het tweefasen-proces te herbezien in het licht van de nieuwe voorstellen.
'Over de schutting'
De nieuwe wet regelt ook dat slachtoffers spreekrecht krijgen tijdens zittingen over de verlenging van tbs. Zij mogen zich dan alleen uitspreken over de bijzondere voorwaarden die hen bescherming kunnen bieden, zoals een contact- of straatverbod. Een goed idee, vindt de Kamer, al waarschuwden diverse fracties voor het scheppen van te hoge verwachtingen. ‘Noem het anders beperkt spreekrecht’, suggereerde Van Nispen. Daar wilde de minister niet aan, wel zegde hij toe om slachtofferorganisaties en strafrechtadvocaten nog eens op het hart te drukken duidelijk naar slachtoffers te communiceren wat er wel en niet mogelijk is.
Veel debat was er over de motie van VVD en CDA, die willen dat voortaan persoonlijke slachtoffergegevens zoals naam en adres ter bescherming standaard worden weggelaten uit het strafdossier. De Haagse hoofdofficier Michiel Zwinkels, portefeuillehouder slachtofferrechten bij het OM, stelde maandag in de Telegraaf dat dit in de praktijk enorm veel tijd en geld kost bij OM, politie en rechtspraak. Dat beaamden onder meer de fracties van GroenLinks, D66, PVV en D66, waardoor het de vraag is of de motie genoeg steun krijgt. Deze fracties onderschrijven het grote belang van privacy, maar willen niet tornen aan de parlementaire mores dat bij nieuw beleid een financiële onderbouwing hoort. ‘We kunnen dit niet zomaar over de schutting gooien bij de uitvoerders’, zei Groothuizen.
Dekker gaf aan uit de voeten te kunnen met de motie, op voorwaarde dat er bij een eventuele invoering eerst een uitvoeringstoets plaatsvindt. Van Wijngaarden had die toets al voorgesteld: ‘Je kunt ook beslissen om het eerst bij zware misdrijven verplicht te stellen. We willen het stap voor stap overleggen met de uitvoerders. Het gaat erom dat het principe nu in de wet wordt vastgelegd.’