Mr. X trad op voor een man die werd verdacht van bedreiging met een vuurwapen. Toen mr. X hoorde wie het slachtoffer was dacht hij: hé, die ken ik. Het was een voormalig student-stagiair. Mr. X belde hem op, maakte een afspraak en ontmoette de oud-stagiair nog diezelfde dag in Leiden.
Getuigenbeïnvloeding! dacht justitie, en mr. X moest voor de Rechtbank Den Haag verschijnen. De Meervoudige Kamer legde hem op 20 maart 2020 een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uur op wegens overtreding van artikel 285a Sr. Wat mr. X tegen de getuige zei weten weten we niet, het vonnis is ook niet te vinden op rechtspraak.nl. De rechtbank liet zwaar meewegen dat mr. X advocaat was en in die hoedanigheid de getuige had benaderd. Mr. X ging in appel.
Geheimhouding
De Rotterdamse deken diende een bezwaar tegen mr. X in bij de raad van discipline Den Haag. Volgens de deken had mr. X de kernwaarden integriteit en vertrouwelijkheid geschonden. Mr. X erkende dat hij fout zat met het benaderen van de getuige, maar volgens hem had hij niet de geheimhouding geschonden – zijn cliënt had er geen bezwaar tegen dat hij met het vermeende slachtoffer ging praten.
De tuchtrechter overweegt echter vast dat de rechtbank het tegendeel had vastgesteld en verklaart beide onderdelen van de klacht gegrond.
En de maatregel? Mr. X vergeleek zichzelf met de advocaat die een collega adviseerde zich desnoods ziek te melden om niet als getuige in een civiele zaak te hoeven optreden en die van de Haagse raad slechts een waarschuwing kreeg. Maar dat was anders, vindt de raad: het ging bij mr. X om een slachtoffer van bedreiging door zijn cliënt. Bovendien had het hof van de waarschuwing in die zaak inmiddels op 7 september 2020 een berisping gemaakt.
Dan zou je zeggen: als dát een berisping was, moet er hier dus iets bovenop. Maar de raad kijkt ook naar het schone tuchtrechtelijke verleden, de door de rechtbank opgelegde straf, het door mr. X getoonde inzicht in de ontoelaatbaarheid van zijn handelen, de mededeling van de deken dat wat hem betreft een voorwaardelijk of onvoorwaardelijke schorsing niet nodig was.
En dan ziet het er in vergelijking met de strafrechter mild uit, maar wordt toch begrijpelijk dat de tuchtrechter het houdt op een berisping. De strafrechter heeft gestraft, dat zal mr. X niet licht vergeten. En tuchtrecht is geen strafrecht, het gaat erom naleving van de beroepsnormen te bevorderen en de kwaliteit van de beroepsgroep te bewaken.
De appeltermijn loopt nog.