Het BIT-advies kwam 6 oktober uit en is inmiddels, samen met de beleidsreactie van de Rechtspraak, aangeboden door Dekker in een brief aan de Tweede Kamer. Daarin onderschrijft de minister de beleidsreactie op de bevindingen en aanbevelingen en geeft hij het budget vrij dat tot en met 2024 voor het project Digitale Toegankelijkheid geserveerd is: 23,8 miljoen euro landelijk en 6 miljoen voor de lokale invoering in de gerechten. De bedoeling is dat advocaten en andere betrokkenen in het civiel- en bestuursrecht stapsgewijs digitaal kunnen gaan procederen: onder meer door digitaal stukken in te dienen en door dossiers digitaal te raadplegen.
In het BIT-onderzoek zijn de plannen op dertien criteria langs de meetlat gelegd. Dekker concludeert dat het project Digitale Toegankelijkheid op diverse vlakken lessen geleerd heeft van de fouten die gemaakt zijn bij voorganger KEI. Zo is de governance effectiever ingericht, is het verandervermogen beter en zijn er stappen gezet op het gebied van bemensing en cultuur. ‘Het BIT focust in haar adviezen alleen op risico’s’, vertelt Eddie Bongers, voorzitter van de stuurgroep van het project en directeur Klant & Keten van IVO Rechtspraak. ‘Als ze bepaalde criteria niet noemen, kun je daaruit dus afleiden dat die in orde zijn. Zaken als governance en een cultuur van de neuzen dezelfde kant op waren voor de minister belangrijke voorwaarden om in te stemmen.’
Te behoedzaam
Op vier onderdelen signaleert het BIT-advies duidelijke tekortkomingen: het maken van technische keuzes, de kostenbeheersing, de aanpak en het maatschappelijk rendement. Het bureau ICT-toetsing constateert dat er na de ervaringen in KEI nu uit voorzichtigheid te behoedzaam wordt geopereerd. Zoals bij de ambities qua maatschappelijk rendement: in de eerste twee fasen van het project Digitale Toegankelijkheid wil men binnen vijf zaakstromen digitaal gaan procederen realiseren. Dit beslaat nog geen tien procent van alle rechtszaken. ‘De les van KEI is dat we niet moeten beginnen met te complexe zaakstromen ’, zegt Bongers. ‘Dat werkte niet. Nu beginnen we bij relatief eenvoudige zaakstromen en bouwen we stap voor stap naar steeds complexere zaakstromen. Daar mogen we van het BIT wat ambitieuzer in zijn. Daarom zijn we nu aan het kijken hoe we de vijf eerste zaakstromen op verantwoorde wijze sneller kunnen uitbreiden.’
Ook in de kostenbeheersing is de echo van KEI hoorbaar. KEI liep qua budget uit de hand omdat er te laag begroot was. Bij het project Digitale Toegankelijkheid is volgens het BIT-advies juist te veilig en te ruim begroot, waardoor het risico ontstaat dat meer uitgegeven wordt dan nodig is. ‘We hebben inderdaad gerekend volgens het worst-case scenario’, aldus Bongers. ‘Om te zorgen dat de uitgaven beheerst worden, gaan wij vanwege deze aanbeveling nu per kwartaal het budget herijken en daarna pas bedragen vrijgeven. Met de gedachte: wat is nou echt nodig, kan het ook wat minder?’
Loskoppelen
Ook bij de criteria ‘technische keuzes’ en ‘aanpak’ gaf het BIT-advies diverse aanbevelingen. ‘Qua techniek wilden we niet meer afhankelijk zijn van één techniek en één leverancier’, stelt Bongers. ‘Dus is de onderliggende infrastructuur opgebouwd uit meerdere componenten. Die keuze zelf stelt het BIT niet ter discussie, ze adviseren wel om het project minder afhankelijk van die componenten te maken. Ze adviseren de onderdelen die niet puur noodzakelijk zijn van de uitvoering los te koppelen. Hier zeggen ze eigenlijk: jullie doen dingen die misschien niet allemaal nodig zijn. Ook bij de bredere aanpak is de aanbeveling: focus.’
Met ketenpartners zoals de advocatuur wordt intensief overlegd over de concrete invulling van het digitale procederen, benadrukt Bongers. ‘We overleggen regelmatig op bestuurlijk en tactisch-operationeel niveau met de NOvA. Ook denken individuele advocaten mee over het digitale dossier: wat is een logische opbouw, of een goede benaming van documenten? Je wilt dat het systeem door de gebruikers getest wordt.’