Mr. X was een half jaar advocaat bij een ‘netwerkkantoor’ toen ze een zaak kreeg via de rechtsbijstandverzekeraar. Het ging niet lang goed.
Op 16 augustus 2016 schreef mr. X aan de verzekeraar: ‘Vanmiddag had ik een zeer onaangenaam telefoongesprek met [klager] over de door mij opgestelde conceptbrief. [Klager] had schriftelijk op elke zin van deze brief iets aan te merken en heeft zijn wantrouwen naar mij toe duidelijk geuit. Tijdens ons telefoongesprek wilde hij iedere opmerking op mijn brief bespreken. (…) Op deze manier is dat niet werkbaar. Ik heb hem dit proberen uit te leggen maar [klager] wilde niet luisteren naar mij (…).’
De conclusie van mr. X was dat de cliënt geen vertrouwen in haar had en dat zij overging tot sluiting van het dossier.
Gevolg voor de cliënt was dat de verzekeraar de dekking opzegde. Meneer was verplicht mee te werken en de aanwijzingen van zijn advocaat op te volgen en dat had hij niet gedaan, zo stelde men.
Contactpersoon
De cliënt kreeg van de verzekeraar later de brief van 16 augustus en de telefoonnotities.
Hij vroeg mr. X: hoezo heb ik niet meegewerkt? Wilt u de verzekeraar even informeren dat u vond dat ik geen vertrouwen had? Dat deed mr. X, maar ze belde eerst met haar contactpersoon, dat ze een zeer vervelende brief had ontvangen en dat de cliënt een klacht ging indienen bij de deken en bij justitie. Verwijs hem maar naar ons, zei de contactpersoon.
De cliënt klaagt onder andere dat mr. X de verzekeraar zonder zijn medeweten vertrouwelijke informatie verstrekte en hem juist over allerlei dingen niet had geïnformeerd. De Amsterdamse raad van discipline geeft hem daarin gelijk.
Mr. X had alleen moeten zeggen dat er een vertrouwensbreuk was en de toelichting achterwege moeten laten. Ze had ook niet de boze e-mail van haar cliënt met de verzekeraar mogen bespreken.
Andersom had ze wél haar cliënt op de hoogte moeten stellen van haar contacten met de verzekeraar. Ze hoefde haar mail aan de verzekeraar niet aan hem te geven, maar had hem wel inhoudelijk moeten informeren.
Frontje
Een klacht van de cliënt dat mr. X had samengespannen met de verzekeraar wordt niet gehonoreerd. Dat ‘verwijs hem maar naar ons’ was daarvoor voldoende. (Maar je kunt er wel uit opmaken hoe gevoelig het ligt, hoe bij de cliënt het gevoel kan ontstaan dat er een ‘frontje’ wordt gevormd).
Aangezien de kwestie zich afspeelde in het prille begin van haar advocatencarrière en er niet meer van dit soort klachten waren gekomen, bleef het bij een waarschuwing . Appel staat nog open.
NB. Op 4 november verscheen deze uitspraak van het Hof van Discipline over de verhouding advocaat – cliënt – rechtsbijstandverzekeraar: Hof van Discipline, 4 november 2020, nrs. 200004 en 200005, ECLI:NL:TAHVD:2020:218.