Het Wetenschappelijk Onder zoek- en Documentatiecen trum (WODC) publiceerde dit najaar een evaluatie van de Advocatenwet, (voluit Wet positie en toezicht advocatuur) die in 2015 ingrijpend is vernieuwd. Belangrijkste conclusie: het model voor het toezicht op advocaten deugt, maar er kunnen en moeten zaken worden verbeterd.
Kroonleden Andrée van Es en Jeroen Kremers van het college van toezicht advocatuur (CvT) onderschrijven die boodschap ten volle. Sterker, wat hen betreft mogen verbeteringen niet te lang op zich laten wachten. Kremers: ‘Er moeten stappen worden gezet om het toezicht verder te professionaliseren. Fase een is goed gegaan, nu zijn we toe aan fase twee. Het tempo moet omhoog. De uitdagingen zijn zodanig dat je daar geen tien jaar over kunt doen. Twee jaar moet te doen zijn.’
Keurslager
Het CvT is slechts een klein instituut, maar vervult niettemin een belangrijke rol. De advocatuur is een van de weinige beroepsgroepen waarbij het toezicht in eigen gelederen is georganiseerd. De vergelijking met de slager die het eigen vlees keurt, is snel gemaakt. Het CvT is er om dat te corrigeren.
Vandaar ook dat het college, naast de landelijk deken als voorzitter, bestaat uit twee kroonleden van buiten de advocatuur. Op dit moment zijn dat Van Es (onder meer voormalig politicus GroenLinks) en Kremers (voormalig ambtenaar bij Financiën en financieel bestuurder).
Verdere professionalisering van het toezicht is hun motto. ‘Wij houden toezicht op het dekenaal toezicht en vinden dat het beter moet worden toegerust,’ zegt Andrée van Es. Kremers: ‘Het model is de moeite waard, maar de advocatuur moet het wel blijven verdienen. Noblesse oblige.’
Kort gezegd ziet het CvT er op toe dat de dekens hun toezichthoudende rol adequaat vervullen en daarmee de kwaliteit van de balie bewaken. Systeemtoezicht heet het, in bureaucratisch jargon. Daarin staat precies uitgetekend wat de dekens jaarrond dienen te doen en hoe het CvT daarop toeziet. Met enige fantasie zou je het handhavingskader kunnen zien als het ‘to-dolijstje’ van de dekens.
To-dolijstje
De grote winst van het ‘to-dolijstje is dat de dekens eenzelfde werkwijze gaan hanteren, verwachten de beide kroonleden. Van Es: ‘Uniformiteit is altijd al een belangrijk item geweest. Traditioneel waren de dekens koning in hun eigen koninkrijk, met hun eigen aanpak en hun eigen ondersteuning. Dat is gelukkig al niet meer zo, maar het kan op dat punt niettemin nog veel beter. Het toezicht moet overal gelijkwaardig zijn. Er mag geen verschil bestaan tussen Groningen en Zeeland. Let wel, dat vinden de dekens zelf ook. Die vinden het bovendien prettig om te kunnen benchmarken.’
Kun je dan niet net zo goed alle lokale ordes opdoeken en een groot nationaal arrondissement creëren? Dat heft alle grenzen op.
Van Es: ‘De grenzen tussen de arrondissementen zijn al behoorlijk open, maar daar moeten we het liefst zo snel mogelijk verder mee gaan. Een deken per arrondissement is prima. Het is goed dat het toezicht lokaal georganiseerd is, dicht bij de beroepsgroep. Maar dan mag het niet zo zijn dat iedereen zijn eigen gang kan gaan. De dekens moeten veel meer samenwerken, bijvoorbeeld door hoogwaardige expertise te bundelen.’
Afhankelijk
De lokale dekens moeten ook minder afhankelijk worden van hun eigen achterban, vinden Van Es en Kremers, in lijn met de adviezen in het WODC-rapport. Kremers: ‘Misschien moet je net als in andere sectoren een afkoelingsperiode hebben, zodat een deken na zijn dekenaat niet meteen zijn praktijk oppakt. Dat moet je overigens ook weer niet overdrijven, anders vind je geen gegadigden meer voor die functie.’ Van Es: ‘Het is ook nuttig de financiering van het toezicht minder lokaal te bepalen en in handen te leggen van het gezamenlijk dekenberaad.’
De lokale dekens hebben zich de afgelopen jaren toegelegd op het zogeheten risicogestuurd toezicht, waarbij de aandacht op grond van beschikbare data uitging naar rechtsgebieden en kantoren die extra risico lopen om de regels te overtreden. Met de analyse van data is nog veel te winnen, denkt Kremers. ‘Op dit moment bezoeken de dekens jaarlijks tien procent van de kantoren. Waar we naartoe moeten is dat jaarlijks x procent van de risicokantoren wordt bezocht.’
Om zijn rol goed te kunnen vervullen, kan het college beschikken over de agendastukken en verslagen van het dekenberaad én over de stukken van de lokale dekens. In zijn handhavingskader stelt het CvT bovendien dat het inzage wil inzage in individuele klacht- en toezichtdossiers van dekens. ‘Niet dat we alle dossiers gaan uitpluizen, maar om ons werk goed en effectief te kunnen doen, is het nodig dat we toegang tot die stukken krijgen,’ legt Kremers uit.
Een potentieel gevoelige kwestie, aangezien advocaten aan geheimhoudingsplicht gebonden zijn en de beide kroonleden niet. Van Es: ‘Dossiers tussen advocaat en cliënt horen niet thuis in het CvT, dat is ook niet waar het hier om gaat. Het gaat ons om dossiers van dekens over individuele advocaten. Soms is het nodig een diepe duik te nemen en bepaalde dossiers te controleren. Laat onverlet dat we die dossiers met respect en vertrouwelijkheid zullen behandelen. We zijn daarover nog in gesprek met de dekens.’
U bent kritisch op het functioneren van de dekens. Niettemin heeft het
CvT nimmer een aanwijzing gegeven, hoewel die wel tot het instrumentarium behoort. Waarom niet? Is dat in de toekomst wel te verwachten?
Kremers: ‘Ik geloof niet dat wij kritisch zijn op het functioneren van de deken in algemene zin. Wij vinden dat het beter kan en moet, het handhavingskader bevat daarvoor een agenda die het college zo veel mogelijk gezamenlijk met de dekens
uitvoert. Voor het geval dat een deken niet adequaat functioneert, bevat het
handhavingskader een door het college gehanteerde interventieladder die als daarvoor grond bestaat inderdaad kan leiden tot een aanwijzing en verder.’
Voorzitter
Een aantal adviezen in het WODC-rapport betreft ook het CvT zelf. Eén aanbeveling luidt om de algemeen deken niet langer als voorzitter te laten fungeren, maar als gewoon lid. Ook dat hangt samen met het keurslagersyndroom. De landelijk deken is immers ook voorzitter van de algemene raad van de NOvA, een combinatie die zich slecht zou verdragen met de vereisten van onafhankelijkheid en transparantie. Van Es: ‘We zijn dat al aan het uitproberen. Ik treed inmiddels in de praktijk informeel op als voorzitter, om ervaring op te doen met dit model.’