Mr. X was deken in Limburg. Op 26 mei 2015 schreef hij aan een advocaat dat hij een signaal had ontvangen: haar werk in zaken bij de Raad van State zou niet (altijd) aan de eisen voldoen. Hij wilde alle uitspraken zien van zaken die ze de afgelopen drie jaar bij de Raad van State had aangebracht.
De advocaat vroeg wat dat dan voor signaal was, maar kreeg geen antwoord. Ze stuurde de gevraagde stukken – waarop de deken ook de onderliggende rechtbankuitspraken en de hogerberoepschrifturen wilde ontvangen.
Haar verzoek om patroon te mogen worden van een stagiair werd aangehouden: de deken wilde eerst de uitkomst van het onderzoek afwachten.
In september 2015 had mr. X een gesprek met de advocaat. Een week later meldde hij dat hij vergeefs had geprobeerd het signaal te achterhalen. Er was geen brief, hij wist het zelf niet meer en ook de Raad van State wist van niks. Hij erkende dat hij te voortvarend was geweest, betreurde het zeer en bood excuses aan.
Op 19 juli 2018 klaagde de advocaat over het ingrijpende en voorbarige onderzoek dat de deken tegen haar had ingesteld, en de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden stelt haar nu in het gelijk.
Een deken die onderzoek doet naar aanleiding van een signaal moet dat natuurlijk wel documenteren. Anders kan hij geen verantwoording afleggen. Een deken kan een goede reden hebben om de advocaat niet te informeren over aard en herkomst van een signaal, maar dan moet hij de advocaat wel zoveel mogelijk over die reden informeren. In dit geval kon mr. X zich niet eens herinneren waarom hij desgevraagd geen uitleg had gegeven. Hij was een zeer omvangrijk en voor klaagster heel belastend onderzoek begonnen, en dat zonder eerst een gesprek met klaagster aan te gaan. Disproportioneel, oordeelt de raad.
Een paar andere klachten van de advocaat halen het niet. Zo was het niet fout dat mr. X überhaupt een onderzoek was begonnen: dat hij het signaal niet kon achterhalen betekende niet dat het er niet was geweest.
Ook mocht mr. X een ander lid van de Raad van Orde (volgens de advocaat een concurrent van haar) bij het onderzoek betrekken. Je mag als deken deskundige bijstand vragen van een advocaat die thuis is in de desbetreffende rechtspraktijk.
De klacht dat mr. X niet had voldaan aan WOB-verzoeken was volgens de raad gericht aan het verkeerde adres: daar zou de bestuursrechter over moeten oordelen.
Mr. X – die inmiddels geen advocaat meer is – had met zijn gedrag als deken het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Hij kreeg een berisping. De appeltermijn loopt nog.