Er was eens een samenwonend stel met een dochter. Ze waren ook gezamenlijk vennoot in een vof. In 2007 deed mr. X een zaak voor de man, dat ging toen over onroerend goed. Een kantoorgenoot van hem stond het stel in 2017 bij toen ze verdachten waren in een strafzaak. Mr. X ging met die kantoorgenoot een keer mee naar een bespreking bij hen thuis. Na veertien jaar strandde de relatie. De man vroeg mr. X hem bij te staan in de afwikkeling van relatie en vof.
Kort daarop kwam mevrouw met dezelfde vraag. Mr. X zei dat meneer hem al gevraagd had, maar, misschien was het toch zinvol om eens te praten? Mevrouw zou dan zelf iemand kunnen meenemen, of ze zou met mr. X alleen kunnen spreken om te kijken of er een regeling mogelijk was. Mr. X zou wel het belang van de man voorop stellen, maar hoopte aan een duurzame oplossing te kunnen bijdragen waar beide partijen profijt van zouden hebben. Mochten ze er niet uitkomen, dan zou mevrouw haar eigen advocaat moeten nemen.
Cliëntrelatie
Mevrouw kwam langs, in haar eentje, maar het liep op niets uit. Ze nam een eigen advocaat en die sommeerde mr. X om de zaak neer te leggen. Hij trad immers op tegen een ex-cliënte? Mr. X vroeg om advies aan een stafjurist van de Orde. Hij was niet de eerste die daar te horen kreeg dat men geen beletsel zag en die toch nat ging bij de tuchtrechter.
De raad van discipline Arnhem-Leeuwarden stelt vast dat er tijdens de strafzaak tussen (het kantoor van) mr. X en mevrouw een advocaat-cliëntrelatie was geweest, en uit de toon in de mailwisseling kon je opmaken dat er tussen hen beiden een vertrouwelijke relatie was.
Mocht mr. X toch tegen mevrouw optreden? De raad toetst aan Gedragsregel 15 lid 3. De nieuwe zaak betrof een andere kwestie (a), en er was geen sprake van vertrouwelijke informatie die in deze nieuwe zaak van belang zou zijn (b). Ook vindt de raad het niet in het algemeen ongewenst dat je tegen een oud-cliënt optreedt bij de afwikkeling van een samenlevingsrelatie, ook al komen daar veel emoties bij kijken. Maar toch is de raad van mening dat sprake was van redelijke bezwaren (c), en dat kwam door de manier waarop mr. X te werk was gegaan.
Uitgehoord
Hij had, gebruikmakend van het vertrouwen dat hij op grond van de contacten in de vorige zaak genoot, mevrouw uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek. Hij had dat gesprek niet mogen voeren, of alleen met een advocaat van mevrouw erbij. Door zijn handelwijze kon bij mevrouw terecht de indruk ontstaan dat zij werd uitgehoord.
Mr. X krijgt een berisping, omdat hij kennelijk van een eerdere waarschuwing over gebrek aan onafhankelijkheid niets had geleerd. In die zaak uit 2017 trad mr. X op voor zijn eigen zoon, tegen zijn ex-schoondochter.