Dat schrijft het bestuur van de stichting in de jubileumeditie van zijn zogeheten zwartboek, dat een overzicht biedt van 25 jaar slachtofferrechten.

Hoewel er onmiskenbaar sprake is van een positieve ontwikkeling van slachtofferrechten, zijn er nog altijd obstakels, stelt de LANGZS. De stichting noemt specifiek de juridische onmogelijkheid voor slachtoffers om hoger beroep in te stellen. Het instellen van hoger beroep staat alleen open voor de verdachte en het Openbaar Ministerie.

De officier van justitie dient voor de beslissing om al dan niet hoger beroep in te stellen wel de belangen van het slachtoffer mee te wegen, maar dat gaat de LANGZS niet ver genoeg. De stichting vindt dat de officier, voordat hij een besluit neemt, het slachtoffer om diens mening moet vragen. Beslist hij tegen de zin van het slachtoffer niet tot hoger beroep, dan zou het slachtoffer zich tot de rechter moeten kunnen wenden.

Goede rechtsbedeling

De LANGZS denkt daarbij aan een systeem dat vergelijkbaar is met het huidige verlofstelsel voor verdachten (artikel 410a Sv). Daarbij kan het gerechtshof in het belang van de goede rechtsbedeling een verdachte hoger beroep gunnen, ook al is hij bestraft met slechts een kleine geldboete.

In het belang van een goede rechtsbedeling voor het slachtoffer zou dit recht
geïntroduceerd moeten worden voor slachtoffers van spreekrechtwaardige delicten, stelt de LANGZS.

Grabbelton

De stichting pleit verder voor eenduidigheid in de hoogte van de (immateriële) schadevergoedingen. Momenteel is het voor een slachtoffer en diens
advocaat voorafgaand aan de zitting niet in te schatten wat de hoogte van de schadevergoeding zal worden, klaagt de LANGZS. ‘Er lijkt haast sprake te zijn van een soort grabbelton waar de ene keer een lootje wordt getrokken met een hoge schadevergoeding en de andere keer niet. Het is in het belang van de rechtszekerheid dat de hoogte van de schadevergoeding eenduidiger en daarmee ook voorspelbaarder wordt.’

Klik hier voor het volledige zwartboek

Advertentie