Het Wetboek van Strafrecht maakt onderscheid tussen strafbare poging (artikel 45 Sr) en strafbare voorbereidingshandelingen (artikel 46 Sr). Voor het onderscheid is de vraag relevant hoever de op de voltooiing van het misdrijf gerichte gedragingen van de verdachte(n) zijn gevorderd: gaat het nog om voorbereidende handelingen of is er al sprake van uitvoeringshandelingen? Hoe verder de gedragingen nog afstaan van de voltooiing van het misdrijf, hoe minder snel een begin van uitvoering, en daarmee een poging, kan worden aangenomen.
Nog altijd zijn de Cito- en Grenswisselkantoor-arresten (uit respectievelijk 1978 en 1987) relevant. In het eerstgenoemde arrest nam de Hoge Raad een poging tot diefstal met geweld aan in een zaak waarin de dader met een gedeeltelijk afgedekt gezicht, een schietklaar vuurwapen en een lege weekendtas aanbelde bij het uitzendbureau Cito. In de Grenswisselkantoor-arrest leverde het kort voor openingstijd van de bank in een gestolen auto zijn, voorzien van wapens, touw, tape en pruiken, echter nog geen begin van uitvoering van het delict afpersing op.
Juist omdat de genoemde arresten zagen op een vergelijkbare verdenking, kan gesteld worden dat het ‘omslagpunt’ waarvandaan niet meer van voorbereiding maar van een daadwerkelijke poging kan worden gesproken, als het ware tussen deze arresten in ligt. Sinds 1987 zien we dan ook dat de rechtspraak in Nederland laveert tussen de meer extensieve interpretatie van het Cito-arrest en de meer restrictieve interpretatie van het Grenswisselkantoor-arrest.
Dit alles speelde een cruciale rol in een recente strafzaak die bekend is geworden als ‘de Helikopterzaak’. Uit het politieonderzoek volgde dat een groep verdachten plannen had gemaakt om een helikopter te kapen om vervolgens met behulp van deze helikopter een gedetineerde te bevrijden. Onder valse voorwendselen was door een van de verdachten een helikoptervlucht geboekt. Het plan was dat de medeverdachten de piloot zouden overmeesteren op een tussenlandingsplaats. De politie rook echter al snel onraad en reeds op het moment dat een verdachte zich meldde bij het vliegveld, werd overgegaan tot aanhouding.
De Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2018:8029) sprak vrij van zowel de ten laste gelegde poging tot kaping als de poging tot bevrijding van een gedetineerde omdat geen sprake was van een begin van uitvoering van de kaping toen een verdachte zich meldde op het vliegveld. De overname van de helikopter zou immers op een andere locatie plaatsvinden. Nu de bevrijding van een gedetineerde pas zou plaatsvinden na de kaping sprak de rechtbank ook van de poging daartoe vrij. De verdachten werden wel veroordeeld voor voorbereidingshandelingen van de kaping.
Nadat het OM in appel ging, wees het Gerechtshof Amsterdam begin dit jaar arrest (ECLI:NL:GHAMS:2020:804). Ook het hof sprak vrij van de poging tot kaping maar achtte de voorbereiding wel bewezen. Echter, anders dan de rechtbank, oordeelde het hof dat er wel sprake was van een poging tot bevrijding van een gedetineerde, ondanks het feit dat de bevrijding pas na de kaping zou volgen. Het hof wijst er op dat de vraag of sprake is van een strafbare poging zich niet eenvoudig laat beantwoorden in het geval sprake is van een formeel delict, kort gezegd als het verrichten van een bepaalde gedraging – onafhankelijk van het gevolg – strafbaar is gesteld. Het begin van uitvoering laat zich dan moeilijk onderscheiden van de voltooiing van het delict. Bij formele delicten met een materiële component zit er wat meer ruimte tussen de eerste uitvoeringshandeling en de voltooiing.
Juist nu het bevrijden van een gevangene een delict is met een sterke materiële component (het delict is immers pas voltooid als de gevangene is bevrijd) ziet het hof veel ruimte tussen het begin van uitvoering en de voltooiing. Hierbij acht het hof van belang dat de kaping geen doel op zich was, maar diende ter bevordering van de bevrijding van de gevangene; het opzet van de verdachten was primair daarop gericht. Alle verdachten hebben cassatie ingesteld tegen de beslissing van het hof.
Geert-Jan Kruizinga is strafrechtadvocaat bij Cleerdin & Hamer Advocaten in Amsterdam.