Mr. X begon in 1996 als advocaat en had vanaf 2012 een eenmanskantoor. Hij voerde een veelzijdige praktijk, maar of dat zo’n goed idee was? In 2014 beëindigde de Raad voor Rechtsbijstand zijn inschrijving voor asielzaken: onvoldoende kwaliteit, en een jaar begeleiding van een ervaren asieladvocaat was ‘mislukt’. Signalen van rechters en een dekenbezoek leidden datzelfde jaar tot een 60c-onderzoek.
Conclusie van de deskundige: ‘Mijn indruk is dat [mr. X] nauwelijks weet waar hij mee bezig is’, ‘een beeld van een advocaat die niets noteert, niets onderzoekt en niet laat blijken vat te hebben op de zaak’, ‘geen blijk van een enigszins ontwikkeld analytisch vermogen, hij formuleert warrig’, ‘tekortschietend zelfinzicht’. En zo meer.
Burn-out
In de daarop volgende 60ab-procedure verweert mr. X zich aanvankelijk met pakken papier, maar vertelt hij later dat hij misschien een burn-out heeft en fysiek niet in de staat is om de praktijk voort te zetten. De reden dat hij zich verzette, legt hij uit, was dat hij zich in zijn eer aangetast voelde door de inhoud van het rapport en het verzoek. Het wordt een schorsing voor onbepaalde tijd.
Kennelijk wilde mr. X toch weer door, want hij stelde beroep in. Helaas, te laat. Toen liet hij zich, maart 2015, zelf van het tableau schrappen. (Je kunt overigens ook te allen tijde de raad van discipline vragen een 60ab-schorsing op te heffen, zie lid 6, maar misschien gaf hij dat weinig kans).
Vijf jaar later meldde mr. X weer. De raad van orde in Midden-Nederland weigerde zijn inschrijvingsverzoek in behandeling te nemen, uit vrees dat mr. X zich niet aan de regels zou houden of zich niet zou gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt (4 lid 1 sub b).
Samenwerken
En nog was mr. X niet uit gestreden. Hij beklaagde zich bij het Hof van Discipline. Het onderzoek van destijds zou (toch) niet deugdelijk zijn geweest. Hij zou gaan samenwerken met zijn gemachtigde en weer aan de gang willen in het asielrecht, strafrecht, ondernemingsrecht en arbeidsrecht – nou ja, het ondernemingsrecht zou hij desgewenst kunnen laten vallen.
Het Hof meent dat mr. X teveel hooi op de vork wil nemen, verwijst naar de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand en het rapport van de onderzoeker uit 2014, stelt vast dat mr. X in de tussentijd niets heeft gedaan om de tekortkomingen aan te pakken en dat onduidelijk is hoe de gemachtigde mr. X dan zou begeleiden. Ook zou er onvoldoende financiële onderbouwing zijn.
Het beklag is ongegrond, mr. X blijft buiten de poort.