De Hoge Raad stelt hiermee de Staat in het ongelijk. De zaak loopt vanaf 2013 toen het Functioneel Parket een strafrechtelijk onderzoek startte naar een vermogensbeheerder, haar dochtervennootschap en hun bestuurders vanwege een verdenking van valsheid in geschrift en witwassen.
In het kader van het onderzoek nam de FIOD e-mailverkeer van de verdachten en stukken van een door de advocaten van de vermogensbeheerder ingeschakeld accountantskantoor in beslag. Vervolgens werd de data op een verkeerde manier ‘uitgegrijsd’ waardoor geheimhoudersstukken onder meer bij de rechercheurs terechtkwamen. Wat volgt is een lange procedure over onder meer de reikwijdte van het verschoningsrecht van advocaten.
Belangen cliënt
De Staat is van mening dat schending van het verschoningsrecht van een advocaat ‘geen aantasting oplevert van een eigen recht van de advocaat omdat het verschoningsrecht niet ter bescherming strekt van het eigen belang van de advocaat, dat de advocaten daarom geen vordering toekomt wegens die schending (…)’. Het verschoningsrecht dient volgens de Staat ter bescherming van de belangen van de cliënt van de advocaat.
Zowel het Hof als de Hoge Raad is het niet eens met deze stelling. Het hof heeft overwogen dat de schending van het verschoningsrecht van de advocaat ook het eigen belang van de advocaat raakt, onder meer omdat die schending hem belemmert bij de uitoefening van zijn werkzaamheden als advocaat, en dat niet valt in te zien dat de advocaat daartegen niet zelf zou mogen opkomen.
'Fundamenteel belang'
Volgens de Hoge Raad heeft het hof met juistheid geoordeeld ‘dat het verschoningsrecht van de advocaat – dat van fundamenteel belang is voor een goede rechtsbedeling – mede geldt opdat hij zijn taak als advocaat naar behoren kan vervullen. Een advocaat kan dan ook ter zake van een schending van het verschoningsrecht vorderingen instellen, in het bijzonder op grond van onrechtmatige daad, zoals een vordering tot het uitspreken van een verklaring voor recht omtrent de omvang van de schending, tot een verbod op verdere schendingen en tot vergoeding van schade.’
De Hoge Raad maakt daarbij nog wel de opmerking dat de vorderingen de advocaat niet toekomen ten behoeve van zijn cliënt. ‘Voor zover de belangen van de cliënt worden getroffen door de schending van het verschoningsrecht, zal deze daartegen zelf in rechte moeten opkomen. Dit heeft het hof echter niet miskend.’
Klik hier voor de uitspraak van de Hoge Raad.