Dit keer is ‘mr. X’ niet verweerster, maar klaagster – in een procedure tegen de deken Midden-Nederland.
De deken ontving verschillende klachten over mr. X. Een ervan was aanleiding om een dekenbezwaar te concipiëren. Mr. X reageerde per e-mail op het concept en werd vervolgens uitgenodigd om het bezwaar en haar reactie te bespreken.
Mr. X vroeg wat de bedoeling was van het gesprek. Kennelijk beviel het antwoord niet, want ze reageerde dat ze niet wist of ze haar verhinderdata wel zou geven. Nog diezelfde dag diende ze een klacht in tegen de deken (zie daarover artikel 46c lid 5 Advocatenwet).
Onjuiste aannames
Op nadere gesprekspogingen ging mr. X niet in – ze wilde de uitkomst van haar eigen klacht tegen de deken afwachten. Waarop de deken dreigde dáárover een dekenbezwaar in te dienen.
In haar klacht bij de raad van discipline Den Bosch verweet mr. X de deken dat hij haar niet hielp in haar problemen met een notoire klager. De deken had die klager, die volgens haar het tuchtrechtsysteem onnodig belastte, voor een gesprek moeten uitnodigen.
Verder stond het concept-dekenbezwaar volgens mr. X vol insinuaties, onjuiste aannames en conclusies. En hij had niet mogen dreigen met een bezwaar enkel omdat ze haar verhinderdata niet gaf.
De tuchtrechter verwees naar de Leidraad dekenale klachtbehandeling. Bij de uitvoering daarvan heeft de deken beleidsvrijheid. De vraag was of de deken zich binnen die beleidsvrijheid zodanig had gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur was geschaad.
Gesprek
Het antwoord luidde: nee. Het was aan de deken om te beoordelen of hij een klager en/of beklaagde advocaat uitnodigde voor een (bemiddelings)gesprek. Dat de deken het in dit geval voor het onderzoek niet nodig had gevonden die ‘notoire klager’ (van wie een klacht tegen mr. X tot een berisping had geleid) uit te nodigen, maakte hem nog niet partijdig.
Wat betreft de klachten over het concept-dekenbezwaar: daarover had mr. X zich moeten uitlaten in het geweigerde gesprek met de deken of in een daarop volgende tuchtprocedure. Nu had mr. X haar eigen klacht tegen de deken aangegrepen om dat te bekritiseren, en daar was deze procedure niet voor bedoeld. Het kan niet zo zijn, aldus de voorzitter, dat een advocaat door indiening van een klacht tegen een deken een onderzoek naar het eigen handelen vertraagt dan wel frustreert.
En de deken mocht dreigen met een bezwaar als mr. X haar verhinderdata niet gaf. Het is immers zijn taak om toezicht te houden, en van mr. X om daaraan medewerking te verlenen?
De klacht werd kennelijk ongegrond verklaard – verzet is nog mogelijk.