De snelheid waarmee het Haagse Hof het vonnis vernietigde, neemt niet weg dat het goed is bij dit vonnis stil te staan. Allereerst omdat er gestaalde onafhankelijkheid uit spreekt. Dat is helaas niet vanzelfsprekend. Er zijn te veel politici die willen dat een rechter slechts wetten toepast en daarbij de overheid niet voor de voeten loopt. Een minister die rechters een taakstrafverbod oplegt, heeft geen ruggengraat nodig. Een alleensprekende rechter die de avondklok verbiedt juist wel.
Het vonnis getuigt van de moed die nodig is om de staat haar plaats te wijzen als een grens van de macht dreigt te worden overschreden. Laat dat geen uitzondering worden. De huiver om over politieke kwesties te oordelen, is misplaatst. Elke uitspraak die raakt aan de essentiële waarden in de verhouding tussen burger en overheid heeft een politiek gehalte. Laten we daarvoor te rade gaan bij Jan Leijten, bij leven advocaat-generaal bij de Hoge Raad.
In de jaren zeventig en tachtig nam de staat enkele ingrijpende maatregelen ten behoeve van de volksgezondheid. Eén ervan was de fluoridering van drinkwater. Daarmee beoogde de overheid tandcariës van de bevolking te bestrijden. Burgers procedeerden er vergeefs tegen. In de vroege jaren tachtig werden bakkers door de staat verplicht om het geneesmiddel kaliumjodide toe te voegen aan hun brood omdat dit de ziekte struma zou voorkomen. Dat volgde op het dringende advies van de Gezondheidsraad in 1981. De staat meende dat de Warenwet in deze bevoegdheid voorzag. Bakkers die het speciale broodbesluit weigerden na te leven werden strafrechtelijk vervolgd. Het leidde tot het broodje medicijn-arrest uit 1984. In zijn conclusie onder dit arrest kraakte Jan Leijten de ruime uitleg die de overheid aan de Warenwet gaf.
Leijten wees er op dat de keuze voor een enge of ruime interpretatie van een wet, aan de hand van een teleologische uitleg, in zekere zin een politieke keuze was. Hij sprak zich uit zonder meel in de mond. De ruime uitleg die de staat zich veroorloofde, noemde hij letterlijk ‘een hypertrofie van de actieve verzorgingsstaat en als zodanig, onder bepaalde constellaties, levensgevaarlijk’. Jan Leijten voegde daar als persoonlijke noot aan toe: ‘Ik heb geen enkel bezwaar tegen het broodje medicijn tot het mij, van overheidswege, door de keel geperst wordt.’ De Hoge Raad volgde zijn advies.
Hoe zou Jan Leijten over de avondklok hebben geoordeeld? Ik denk dat de oude jurist instemmend knikkend over de schouder van de Haagse voorzieningenrechter heeft meegelezen.