Heeft de advocaat het arbeidsgeschil van zijn client met diens toenmalige werkgever met voldoende zorg behandeld? Dat is de vraag die in deze zaak centraal staat.
‘Dat verweerder niet sneller actie heeft ondernomen in over het algemeen spoedeisende kwesties als een ontslag op staande voet en over zijn (financiële) werkwijze en gekozen strategie niet, althans onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd, acht de raad ernstig en zorgelijk,’ overweegt de tuchtrechter in deze zaak.
De advocaat heeft over zijn handelen onduidelijkheid laten ontstaan richting zijn ‘financieel wanhopige en ontslagen cliënt’. Maar ook tegen de tuchtrechter was de advocaat onduidelijk over wat hij had gedaan of nagelaten.
Schriftelijke vastlegging
De raad rekent het de advocaat bovendien aan dat hij onvoldoende inzicht lijkt te hebben in het belang van schriftelijke vastlegging van relevante (financiële) afspraken met zijn cliënten en het secuur bijhouden van de door hem gemaakte afspraken. Dat hij op dit punt verbetering laat zien en zijn praktijkorganisatie beter op orde heeft, zoals de advocaat op de zitting betuigt, is volgens de tuchtrechter hoopvol, maar gezien zijn eerdere tuchtrechtelijke verordeningen te laat.
De raad legt de advocaat een onvoorwaardelijke schorsing van negen weken op en veroordeelt hem in de proceskosten.