Door Erik Verweij
Er bestaat een onzichtbare kloof binnen onze beroepsgroep die steeds zichtbaarder wordt. Sociaal advocaten die zich met name bezighouden met gesubsidieerde rechtsbijstand aan mensen met een kleine beurs en commercieel advocaten die honderden euro’s per uur factureren aan hun beursgenoteerde cliënten leggen weliswaar dezelfde eed af, maar soms lijken de overeenkomsten daar dan ook wel op te houden.
Deze kloof tussen sociaal en commercieel zorgt voor veel onbegrip en wantrouwen binnen onze beroepsgroep. Veel sociaal advocaten beschouwen commercieel advocaten niet primair als vakgenoten – ook wel, confrères – maar eerder als exotische diersoorten, en vice versa. Ik meen dat een intensievere samenwerking tussen de commerciële en sociale advocatuur noodzakelijk is om te voorkomen dat we verder uit elkaar groeien en kan zorgen voor een kwalitatief betere beroepsgroep.
Onderbetaald
De sociale advocatuur is overwerkt en onderbetaald, vooral als gevolg van bezuinigingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand. De vergoeding voor het werk is te laag en er moet te veel werk worden gedaan om rond te komen. Commerciële advocatenkantoren hebben andere uitdagingen. Veel commerciële advocatenkantoren hebben grote moeite hun stagiairs voldoende proceservaring te bieden om aan hun opleidingsverplichtingen te voldoen. Dit vereiste omvat (slechts) vijf zelfstandige optredens in rechte en tien geschreven processtukken binnen een periode van drie jaar. Stagiairs van commerciële kantoren die een deel van hun stage aan fusies en overnames hebben gewerkt en het andere deel in teamverband hebben geassisteerd bij complexe procedures waarbij de zitting uiteindelijk wordt gedaan door de partner, halen deze opleidingsverplichting met veel moeite en kunst- en vliegwerk van hun werkgevers.
Commerciële kantoren zijn daarom genoodzaakt sommige stagiairs te detacheren bij rechtsbijstandsverzekeraars zodat de stagiairs toch voldoende proceservaring opdoen.
Ook worden de complexe en tijdrovende zaken overgenomen van rechtsbijstandsverzekeraars. Stagiairs krijgen de verantwoordelijk voor deze ‘opleidingszaken’. Daarbij worden zij aangemoedigd om elke beschikbare opleidingszaak zo veel mogelijk te delen met andere stagiairs. Dat moet ook wel, omdat het aantal beschikbare opleidingszaken beperkt is. Het gevolg is véél stress voor de stagiair (zo weet ik uit ervaring), een beperkte mate van ervaring met zelfstandig procederen, stagiairs die extreem veel tijd kwijt zijn aan deze opleidingszaken (rechtsbijstandsverzekeraars dragen vanzelfsprekend de lastige cliënten of complexe zaken als eerste over) en daardoor gefrustreerd en ongemotiveerd raken, en weinig waardering hebben voor het nobele werk van de sociale advocatuur.
Samenwerkingsverbanden
Commerciële en sociale kantoren zijn op zéér kleine schaal gaan experimenteren met samenwerkingsverbanden. Een veelgenoemd voorbeeld is de samenwerking tussen Meesters aan de Maas en Houthoff. (1) De stagiair krijgt een stoomcursus jeugdrecht, familierecht en slachtofferrecht en gaat daarna voor enkele weken intern aan de slag bij Meesters aan de Maas. De stagiair verruilt de Zuidas voor Rotterdam-Zuid, de legal counsel als cliënt voor het gezin met complexe problemen, en ontdekt zo het bestaan van een nieuwe wereld met allerlei onbekende problemen.
Dit soort samenwerkingen kunnen waardevol zijn voor zowel de stagiairs, de commerciële kantoren als de sociale kantoren. De samenwerking tussen Meesters aan de Maas en Houthoff bestaat nog steeds en is zelfs uitgebreid naar andere sociale advocatenkantoren in Rotterdam en Amsterdam.
Intensivering
Onlangs werd bekend dat minister Dekker op zoek gaat naar manieren om de samenwerking tussen sociale en commerciële kantoren verder te intensiveren. (2) Ik meen dat dit een zeer verstandig idee is. Een intensievere samenwerking die op de juiste manier is vormgegeven, kan voor zowel de sociale advocatuur als de commerciële advocatuur belangrijke voordelen opleveren en de onderlinge solidariteit tussen advocaten vergroten.
Voordat ik verderga, merk ik op dat deze samenwerking nóóit mag worden gebruikt als excuus om niet méér te hoeven investeren in ons systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand. De overheid is verantwoordelijk voor een effectieve rechtsbescherming voor hen die dat zelf niet kunnen betalen, en daarvoor is simpelweg ook meer geld nodig.
Ook merk ik op dat alles staat of valt met de juiste invulling van de samenwerking. Sommige rechtsgebieden of dossiers zullen ongeschikt zijn voor commerciële stagiairs, en ook dan nog zullen deze stagiairs begeleiding nodig hebben. Deze begeleiding zou overigens uitstekend (deels) door de commerciële kantoren verzorgd kunnen worden. Deze kantoren hebben nu ook al Litigation Opleidingsprogramma-coördinatoren in dienst, en bovendien zijn commerciële kantoren nu ook veel tijd en geld kwijt aan hun stagiairs in een zoektocht naar voldoende proceservaring. Wellicht zijn er zelfs sociaal advocaten die in de afgelopen jaren genoodzaakt waren om te stoppen met hun praktijk, en die nu op deze manier bij commerciële kantoren het opleidingsprogramma kunnen verzorgen. Onschatbare kennis en ervaring wordt behouden, gedeeld en vermenigvuldigd.
Een samenwerking die voor beide partijen voordelen oplevert, hoeft niet verplicht te worden, hoogstens aangemoedigd en gefaciliteerd. Hoewel ik niet principieel tegen een verplichte maatschappelijke bijdrage van de grote commerciële kantoren ben, meen ik dat een verplichting de kwaliteit van juridische hulpverlening niet ten goede gaat komen. Belangrijker nog: ik meen dat een verplichting niet nodig zal zijn omdat samenwerking uit zichzelf al voldoende voordelen kan bieden.
Met inachtneming van deze voorbehouden kunnen intensivering en schaalvergroting van dit soort samenwerkingen grote voordelen opleveren voor alle betrokkenen. Stagiairs van commerciële kantoren krijgen de kans om van dichtbij te ervaren hoe essentieel en uitdagend het werk van de sociale advocatuur is. Dit vergroot de waardering voor de sociale advocatuur en levert op termijn mogelijk meer advocaten op die doorstromen van commercieel naar sociaal. In het slechtste geval zullen commerciële advocaten zich vaker uitspreken in solidariteit met de sociale advocatuur, zoals ook bij de demonstraties in 2018. Stagiairs doen zowel proces- als praktijkervaring op die in hun verdere carrière goed van pas komt – ook als zij zich nooit meer daadwerkelijk met sociale advocatuur bezighouden. Stagiairs krijgen ten slotte de kans om hun opleidingsverplichtingen op een zinvolle en maatschappelijk relevante manier invulling te geven – in plaats van dat zij worden ingezet als vliegende keepers bij rechtsbijstandsverzekeraars om daar de kosten te drukken.
Vergoeding
Voor de sociale advocatenkantoren geldt dat een samenwerking erop moet zijn gericht dat ook zij hiervan profiteren. Dat is een uitdaging. Stagiairs zullen nu eenmaal niet binnen enkele weken een grote hoeveelheid werk kunnen verzetten en vragen ook aandacht en begeleiding. Het is daarom belangrijk om open te staan voor het idee dat commerciële kantoren een vergoeding gaan betalen voor het mogen plaatsen van hun stagiairs bij sociale kantoren. Bij sommige samenwerkingen gebeurt dit al. Voor het sociale kantoor is dit een welkome extra inkomstenbron, en voor het commerciële kantoor een prima investering. Stagiairs halen in korte tijd alle benodigde procespunten (in plaats van maandenlang te moeten stoeien met opleidingszaken) en krijgen een maatschappelijk betrokken stagiaire terug.
Ten slotte – en dit is het belangrijkste punt van mijn betoog – zorgt een intensievere samenwerking ervoor dat sociale en commerciële advocaturen elkaar beter leren kennen en begrijpen, en voor minder polarisatie binnen onze beroepsgroep. Advocaten gaan elkaar méér als vakgenoten of confrères beschouwen, en dat is bijzonder waardevol voor onze beroepsgroep als geheel. Discussies over de verhouding tussen sociaal en commercieel verzanden bijna altijd in stereotypes: ‘Die Zuidas-cowboys geven toch geen donder om hoe het gaat met mensen die het slechter hebben’ aan de ene kant, en ‘Toevoeginkjes zijn toch altijd ruzies tussen boze buren over overhangende takken?’ aan de andere kant.
Team Sociaal en Team Commercieel praten regelmatig over elkaar maar nog te weinig mét elkaar. Het zou wat mij betreft een fantastische ontwikkeling zijn als alle advocaten van dichtbij kunnen ervaren dat in beide kampen buitengewoon kundige en integere vakgenoten zitten met hun hart op de juiste plaats met unieke kwaliteiten waar wederzijds van te leren valt.
Als wij dit alles kunnen bereiken en alle betrokken partijen daar beter van worden, dan zie ik geen enkele reden waarom dit soort samenwerkingen niet snel grootschalig en vrijwillig kunnen worden uitgerold. Ik hoop dan ook dat confrère Walter Hendriksen slaagt in zijn missie als kwartiermaker om de samenwerking tussen de commerciële en sociale advocatuur te verstevigen. (3)
Erik Verweij is specialist ondernemingsrecht en verbintenissenrecht bij YUR Advocaten & Consultants in Rotterdam.
(1.) bl.2 april 2019, ‘Reikt Big Law sociale kantoren de helpende hand?’, geraadpleegd via https://www.advocatenblad.nl/2019/04/02/gefinancierde-rechtsbijstand-reikt-big-law-sociale-kantoren-de-helpende-hand/.
(2.) bl.20 januari 2021, ‘Dekker: commerciële advocaat mogelijk dwingen tot sociaal werk’, geraadpleegd via https://www.advocatenblad.nl/2021/01/20/dekker-commerciele-advocaat-mogelijk-dwingen-tot-sociaal-werk/.
(3.) 5 februari 2021, Hendriksen kwartiermaker voor solidaire advocatuur, geraadpleegd via https://www.mr-online.nl/hendriksen-kwartiermaker-voor-solidaire-advocatuur/.