Dat blijkt uit het recent gepubliceerde onderzoek Continuïteit in de bekostiging van politie, Openbaar Ministerie en Rechtspraak (wodc.nl) van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). De onderzoekers brachten in kaart op welke manieren de drie organisaties worden gefinancierd en wat de voor- en nadelen van bepaalde financieringswijzen zijn. Daarnaast is gekeken hoezeer de begrotingen van politie, OM en Rechtspraak van 2010 tot 2020 fluctueerden, bijvoorbeeld door bezuinigen of extra investeringen. Daarbij bleken bezuinigingen veelal generiek van aard terwijl extra investeringen juist voor specifieke doelen werden ingezet.
Voor de Rechtspraak werden de schommelingen in begrotingen vanaf 2010 onderzocht. In 2010 ging het om 919 miljoen euro, in 2016 steeg dit naar 1.017 miljoen om in 2019 weer te dalen naar 987 miljoen euro. Deze veranderingen zijn vooral toe te schrijven aan de manier waarop de Rechtspraak werd gefinancierd. Tot en met 2019 kreeg de Rechtspraak grotendeels per rechtszaak betaald. Een stijging van het aantal zaken betekende een hoger budget, een daling juist een verlaging. Daarnaast veranderde door onder andere bezuinigingen ook de vergoeding per type zaak door de jaren heen.
Werkdruk
Omdat het aantal rechtszaken (en daarmee het budget) al een aantal jaren daalt en omdat vaste kosten voor bijvoorbeeld huisvesting minder snel kunnen dalen, knelde deze manier van financiering steeds meer. Sinds vorig jaar bestaat daarom een veel groter deel (ca. veertig procent) van het budget uit een vast bedrag.
Ook bleek eerder dat niet alle zaakverzwarende factoren – zoals minder lichtere zaken, professionalisering van de advocatuur en een complexer toetsingskader – zich vertaalden in een hogere vergoeding per zaak. Hierdoor liep de werkdruk op en ontstonden grotere tekorten, schrijven de onderzoekers.
Volgens het WODC is het van belang dat de wijze van bekostiging blijft aansluiten bij de kostenstructuur en de rollen van de drie organisaties. ‘De bekostiging kan zich meer dan nu richten op de strafrechtketen als geheel en op bredere maatschappelijke effecten zoals preventie van criminaliteit.’