De Nationale ombudsman constateert dat de besluitvorming door Dekker keer op keer niet transparant en voortvarend is geweest. ‘Criteria die voortvloeien uit het verbod van onmenselijke bestraffing, hebben niet vooropgestaan, terwijl dat wel had gemoeten. Gevangenen moesten vele rechterlijke procedures voeren om onrechtmatige beslissingen van de minister te laten bijsturen. De gang van zaken is voor slachtoffers onnodig belastend geweest.’
Van Zutphen noemt in zijn brief de levenslang gestrafte Cevdet Y. Volgens hem hebben Y, nabestaanden van de slachtoffers en professioneel betrokkenen jarenlang een verkeerde voorstelling van zaken gekregen. ‘U schetste het beoordelingskader voor het gratieverzoek en verwees daarbij naar de jurisprudentie van het Europese hof 5 terwijl – naar nu blijkt – dat niet leidend was omdat de uitkomst van de (her)beoordeling van het gratieverzoek telkens tevoren voor u al vaststond. Uw inzet was een gratiering van een levenslanggestrafte te voorkomen en u nam de verantwoordelijkheid voor ondeugdelijke besluiten.’
‘Y. was mogelijk jaren eerder voor gratie in aanmerking gekomen indien uw inzet was geweest om zorgvuldig en snel een correcte herbeoordeling uit te voeren,’ schrijft de Nationale Ombudsman. ‘Dat is niet alleen schadelijk voor Y., het is ook bijzonder kwalijk ten opzichte van de nabestaanden van de slachtoffers, die keer op keer zijn geconfronteerd met onnodige onderzoeken en procedures die niet plaatsvonden in het kader van een noodzakelijke en zorgvuldige herbeoordeling. […] Dit is moeilijk te rijmen met uw beleid dat erop is gericht om juridische procedures te beperken en te voorkomen dat burgers en advocaten almaar doorprocederen.’
Correcte besluiten
‘Burgers mogen van een behoorlijk handelende overheid verwachten dat zij (juridisch) correcte besluiten neemt,’ gaat Van Zutphen verder in zijn brief. ‘Dat is hier niet gebeurd, zoals blijkt uit de uitspraken van de rechters. Bovendien was uw streven daar niet op gericht, terwijl ook dat vanuit het oogpunt van behoorlijkheid toch zeker verlangd mag worden.’
De Ombudsman dringt er daarom op aan om ‘nu zonder verdere omwegen en vertraging werk te maken van een procedure met voldoende waarborgen. Er is alle aanleiding om verder te kijken dan het huidige procedurele kader van de Gratiewet.’