De cijfers spreken tot de verbeelding: sinds het Britse referendum in 2016 tot en met april van dit jaar hebben zo’n 440 financiële instellingen hun activiteiten of delen ervan van het Verenigd Koninkrijk (VK) naar de Europese Unie (EU) verplaatst. De Britse denktank New Financial, die vier maanden na de Brexit de balans heeft opgemaakt, telt daarnaast een verschuiving van 900 miljoen pond aan kapitaal van banken van Londen naar het continent.
De onderzoekers stellen dat de cijfers de werkelijke situatie nog onderschatten. Ze hebben geen zicht op in hoeverre financiële instellingen die al een Europese vestiging hadden aan activiteiten naar het vasteland hebben verplaatst. Bovendien, maar dat valt buiten de aandacht van New Financial, namen ook Britse productie- en handelsbedrijven maatregelen om de handel met de EU na de Brexit zo soepel mogelijk te laten verlopen. En onzichtbaar blijft hoeveel instellingen uit onder meer Azië en de Verenigde Staten (VS), die voor het aansturen van hun Europese activiteiten vaak Londen prefereerden, de afgelopen jaren alsnog voor de EU kozen.
De Brexit had en heeft daarmee enorme juridische consequenties. In het december gesloten handelsakkoord mogen de beide jurisdicties dan wel overeengekomen zijn dat zij geen handelstarieven hanteren, op veel andere vlakken wordt het VK voor de EU gewoon behandeld als elk ander ‘derde land’. Dat betekent onder meer dat het verlenen van financiële diensten aan nieuwe voorwaarden onderhevig is, Britse werknemers slechts in beperkte mate binnen de Unie kunnen opereren en productvereisten uiteenlopen.
Financieel centrum
Financiële instellingen met een vestiging en vergunning in een van de lidstaten kunnen overal in de EU hun diensten aanbieden, legt advocaat Frans van der Eerden (40) van NautaDutilh uit. ‘Na de Brexit kun je met een Engelse vergunning binnen Europa de meeste financiële diensten niet meer aanbieden. Om alsnog een Europees paspoort te verkrijgen, is vereist dat je in een van de lidstaten een vestiging hebt met substance en over een vergunning van de lokale toezichthouder beschikt.’
Deze eisen hebben voor de nodige bewegingen gezorgd. Afhankelijk van het type dienstverlening kan een Europese vestiging met drie bestuurders en drie voltijd stafleden voldoende substance opleveren, stelt Van der Eerden, maar evenzo was hij betrokken bij het opzetten van vestigingen van een man of twintig. Amsterdam scoort daarbij goed. Volgens New Financial staat de hoofdstad Europees gezien op plek vijf met het binnenhalen van 48 Britse financiële instellingen, of dochters daarvan. Dublin deed tot dusver de beste zaken en trok veel vermogensbeheerders aan, gevolgd door Parijs, Luxemburg en Frankfurt, dat veel banken heeft gehuisvest.
‘Amsterdam is vooral succesvol in het aantrekken van handelsplatforms en fintechs, partijen die zich bezighouden met elektronisch betalingsverkeer,’ zegt Van der Eerden. ‘We hebben hier een goede infrastructuur voor betalingsverkeer en onze toezichthouders zijn er bekend mee. Beursfonds Adyen heeft al laten zien dat je vanuit Nederland met betalingsverkeer groot kunt worden.’ In een deel van de gevallen kreeg NautaDutilh aanvragen van Britse fintechs op het bureau, in andere gevallen waren het ondernemingen uit Azië of de VS die anders vanuit het VK zouden blijven opereren. Niet zelden zijn het daarnaast buitenlandse starters die voor het eerst een vergunning aanvroegen.
Volgens Van der Eerden zijn de kaarten binnen Europa nog niet definitief geschud. ‘De Franse toezichthouder leek eerder nieuwe toetreders met open armen te ontvangen, maar blijkt inmiddels strengere eisen te stellen. In Dublin speelt min of meer hetzelfde en zijn kantoren bovendien schaarser geworden. De Nederlandse toezichthouder is streng, maar in ieder geval duidelijk.’
Advocaat Anneloes van Uhm (33) van Van Doorne ziet vanuit haar achtergrond als specialist in grensoverschrijdende financieringstransacties nog een andere reden waarom het VK als financieel centrum aan waarde inboet. ‘Veel internationale financieringen worden beheerst door het Engelse recht, zelfs als er geen Britse partij bij betrokken is. Daarbij wordt vaak bepaald dat geschillen door de Engelse rechter moeten worden behandeld. Sinds de Brexit is het echter onzeker in hoeverre uitspraken van Britse rechters binnen de EU worden erkend en moeten extra stappen worden gezet om uitspraken op het continent ten uitvoer te brengen.’
Volgens Van Uhm worden nog steeds veel contracten voor bankfinanciering, zoals voor overnames of vastgoedontwikkeling, in het Engels opgesteld. Toch wist Van Uhm het recent over een andere boeg te gooien. ‘Onlangs heb ik partijen ervan weten te overtuigen om voor Nederlands recht te kiezen. Bij de transactie was geen enkele Britse partij betrokken. Het Engelse recht is prima, maar sinds de Brexit kan een alternatief goedkoper uitpakken. Wellicht staan we nu op een keerpunt.’
Werknemers
Waar in de meer abstracte ‘haute finance’ de gevolgen van de Brexit zich gaandeweg lijken uit te middelen, zijn de barrières voor Britse werknemers die tijdelijk binnen de EU willen werken moeilijker te slechten. Sinds het VK door de EU wordt behandeld als ‘derde land’ mogen Britse werknemers niet langer dan negentig dagen in het Schengengebied verblijven. ‘Voor Britse bedrijven die tijdelijke opdrachten in Nederland laten uitvoeren door Britse werknemers levert dit grote problemen op,’ zegt Pieter Krop (34) van Kroes Advocaten, dat zich heeft gespecialiseerd in immigratie.
Krop wordt veel benaderd door Britse bedrijven die in Nederland een onderhoudsopdracht hebben en dat uitvoeren met eigen personeel, zoals bijvoorbeeld Britse duikers die helpen bij de bouw van windmolens op zee. ‘Dat kan sinds de Brexit niet meer zomaar,’ zegt Krop. ‘Voor deze werknemers is een vergunning nodig. De hoofdregel binnen de EU is dat werknemers uit derde landen geen werkvergunning krijgen, tenzij… Binnen die ruimte proberen wij steeds een passende oplossing te vinden.’
Een andere mogelijkheid zou volgens Krop kunnen zijn dat deze werknemers dan permanent in Nederland komen wonen. ‘Dat is voor de meeste tijdelijke werknemers echter helemaal niet aan de orde en bovendien worden aan een langer verblijf binnen Schengen eveneens strenge eisen gesteld.’ Dit geldt overigens niet voor de ongeveer veertigduizend Britten die al voor 1 januari in Nederland woonden en werkten. ‘Immigratiedienst IND heeft zich in dit geval zeer soepel opgesteld.’ Volgens Krop zijn Britse bedrijven zich pas rond 1 januari van dit jaar echt bewust geworden van de problematiek. ‘Zij zijn boos dat de Britse regering al die tijd heeft voorgespiegeld dat de Britten geen rechten zouden verliezen. Nu moeten ze ineens de specifieke regels per lidstaat uitzoeken.’
Handel
Drempels zijn er ook bij de handel met het VK. Martin Krüger (37) van MAAK Advocaten wijst op een belangrijke verandering op het gebied van productveiligheid, specifiek bij de zogenoemde CE-markering. ‘De Britten kennen sinds de Brexit een eigen markeringssysteem. Als gevolg hiervan moeten exporteurs naar het VK aan andere eisen voldoen, waaronder andere documentatie bij het in de handel brengen van producten op de Britse markt.’
Andersom neemt een partij binnen de EU die Britse producten invoert als importeur verplichtingen op zich, bijvoorbeeld om te controleren of de producten aan de Europese wet- en regelgeving voldoen, evenals registratie bij nationale instanties. ‘Ons kantoor heeft veel klanten die zich hebben afgevraagd of een Britse toeleverancier niet beter kan worden vervangen door een andere partij die binnen de EU gevestigd is. Door alle veranderingen neemt de Britse markt verder af aan relevantie.’
Britse fabrikanten kunnen als oplossing een vennootschap binnen de EU oprichten die formeel als importeur fungeert, of een gemachtigde aanwijzen die de Britse fabrikant binnen de EU vertegenwoordigt. Multinationals die in beide jurisdicties gevestigd zijn, kunnen volgens Krüger beter met de nieuwe situatie omgaan dan veel bedrijven uit het mkb die vaak juridisch veel moeten aanpassen, waaronder contracten. ‘De Brexit heeft op 1 januari op het gebied van productregelgeving niet direct een enorme chaos veroorzaakt. Aan de andere kant zien we dat bedrijven nog veel onzekerheden en vragen hebben. Nationale toezichthouders hebben strengere controles en handhaving aangekondigd. Dat zal naar verwachting nog consequenties hebben.’
‘De Brexit heeft grote gevolgen voor de manier waarop bedrijven hun logistiek inrichten en hun contracten vormgeven,’ zegt advocaat Martine de Koning (49) die zich binnen Kennedy Van der Laan bezighoudt met Commercial & International Trade. ‘Al ruim voor de Brexit stelden we voor onze klanten scenario’s op. Dat heeft geleid tot het aanpassen van contracten, bijvoorbeeld ten aanzien van het aanhouden van voorraad, het gebied waarin bepaalde condities worden gehanteerd en tarieven en betalingen. Het doel is meestal om meer flexibiliteit in de contracten te bouwen.’
Als voorbeeld geeft De Koning de situatie waarbij wederverkopers het exclusieve recht hebben om bepaalde merkproducten binnen de EU te verkopen. ‘Met het vertrek van het VK is de gebiedsbepaling onduidelijk geworden. In het contract moet het VK dan eventueel afzonderlijk worden opgenomen. Belangrijker is dat nu vaak een clausule wordt opgenomen wat er moet gebeuren als de EU in omvang afneemt. Dat zag je voorheen nooit, wel de aanname dat de EU groter zou kunnen worden.’
De Brexit leidt daarnaast tot concrete veranderingen in de logistiek. Voorheen werden bijvoorbeeld Chinese goederen die voor de hele EU bestemd waren veelal direct na aankomst in de Rotterdamse haven ingeklaard – wat betekent dat alle administratie werd afgerond en de heffingen werden betaald – waarop deze vervolgens over alle lidstaten werden verdeeld. ‘Nu verscheept men liever meteen vanuit het land van herkomst naar het VK, om te voorkomen dat tweemaal aan deze plichten moet worden voldaan,’ zegt De Koning. ‘Apart verschepen kan niet altijd en het is lastig om onderweg of in de haven de producten voor het VK te scheiden van de lading die is bestemd voor de EU. Daarom kiest men soms voor een bonded opslag waarbij producten eerst naar de opslag gaan en pas worden ingeklaard wanneer ze opslag weer verlaten. De vrachtwagens met voor het VK bestemde producten worden dan nooit in de EU ingeklaard, maar alleen in het VK.’
Deze wijziging in de manier van werken veroorzaakt administratieve lasten en heeft soms gevolgen voor de afspraken tussen producent en transporteurs. Bedrijven die voorheen vanuit het VK internationaal actief waren, hebben vaak een entiteit in de EU neergezet. ‘De redenen daarvoor kunnen fiscaal zijn of samenhangen met governance of compliance, maar het maakt ook de handel op het Europese vasteland gemakkelijker. Britse bedrijven die naar de EU exporteren, zetten steeds vaker een lokale organisatie met opslagfaciliteit in de EU op om te voorkomen dat ze in bijvoorbeeld Azië geproduceerde goederen tweemaal moeten inklaren.’ De Koning sluit positief af: ‘De handel krijgt een tik, maar de banden zijn historisch en economisch sterk. De EU kan het VK niet negeren.’
Britse advocaten worden ‘derdelanders’
Met het uittreden van het Verenigd Koninkrijk wordt het optreden van Britse advocaten in een van EU-lidstaten sterk beperkt. Britse advocaten mogen alleen nog onder strenge voorwaarden onder eigen beroepstitel – ‘lawyer’ en ‘barrister’ – binnen de EU optreden. En alleen na het behalen van een rechtenstudie aan een Nederlandse universiteit mag een Brit de titel ‘advocaat’ voeren. Hun positie is daarmee gelijk aan die van advocaten uit andere ‘derde landen’.
Volgens masterstudent Rechten in Leiden Joris van de Riet, die vorig jaar in Ars Aequi over het onderwerp publiceerde, hebben de Britten verzuimd om een beter akkoord met de EU te sluiten. ‘Tot 1 januari waren de Britten goed voor twintig procent van alle juridische diensten binnen de EU en exporteerden zij voor 2 miljard euro aan deze diensten naar het continent. De speelruimte voor Britse juridische dienstverleners binnen Europa is na de Brexit tot een minimum teruggebracht, maar je zou hebben verwacht dat de Britten meer voor elkaar hadden willen krijgen.’
Met de Brexit zijn voor de Britten alle Europese richtlijnen vervallen die het uitvoeren van werkzaamheden binnen de EU vergemakkelijken. Advocaten uit een van de lidstaten mogen op basis van de Dienstenrichtlijn uit 1977 incidenteel en onder eigen beroepstitel werkzaamheden in andere EU-landen uitvoeren. De Vestigingsrichtlijn uit 1998 maakt het mogelijk dat advocaten tevens permanent in een andere lidstaat actief zijn. Wel gelden per lidstaat specifieke beperkingen. Zo stelt de NOvA de eis dat advocaten uit andere lidstaten die permanent in Nederland actief willen zijn zich inschrijven op het tableau en in beginsel alleen onder eigen beroepstitel opereren. Optreden in rechte is in beide gevallen eveneens mogelijk, onder voorwaarden.
Voor Britse advocaten is het sinds 1 januari niet langer toegestaan om incidenteel in Nederland werkzaamheden uit te voeren. Volgens Van de Riet is dit nadelig voor bijvoorbeeld Britse advocaten in het mededingingsrecht, die vaak in de EU moeten zijn. Willen ze hier langer opereren, dan kan dat alleen onder de eigen beroepstitel en moeten ze zich beperken tot Brits en internationaal recht. Optreden in rechte binnen de EU is voor lawyers en barristers uitgesloten.
De weg voor Britse advocaten om uiteindelijk ook de titel ‘advocaat’ te mogen voeren, is met de Brexit praktisch onbegaanbaar geworden. Op basis van de Europese richtlijn uit 2005 die bepaalt dat EU-lidstaten elkaars beroepskwalificaties erkennen, mogen advocaten uit andere lidstaten zich ‘advocaat’ noemen wanneer zij kunnen aantonen dat zij drie jaar lang regelmatig onder de eigen beroepstitel in Nederland hebben geopereerd. Advocaten uit het VK moeten nu eerst een rechtenstudie aan een Nederlandse universiteit hebben gevolgd. Britse advocaten die vóór de Brexit de titel advocaat mochten voeren of hiervoor een aanvraag hadden lopen, behouden hun status, zo meldt de NOvA.
Het blijft onduidelijk om hoeveel Britse advocaten het precies gaat. De orde kan op dit punt geen cijfers overhandigen. De meest recente statistieken van de Europese organisatie van advocatenbalies, de Council of Bars and Law Societies of Europe (CCBE), geven enige duidelijkheid. In 2018 hadden zich 195 Britse advocaten in Frankrijk geregistreerd om onder de eigen beroepstitel in het land te mogen optreden, veruit het grootste aantal van alle EU-landen. In Duitsland ging het om 155 Britten. Nederland had in dat jaar 66 geregistreerde EU-advocaten, maar onderscheid naar land maakt de CCBE niet.