April 2017. In een politieverhoorkamertje zit een advocaat die als verdachte voor de vijfde keer zal worden verhoord. Hij zit in beperkingen en is wanhopig, wil maar één ding: naar huis. Zijn oud-kantoorgenoot mr. X staat hem bij. Mr. X wil vooral voorkomen dat zijn cliënt te veel zegt – als verdachte, maar ook als advocaat met geheimhoudingsplicht.
Mr. X kondigt meteen aan dat hij de Europese richtlijn over bijstand bij politieverhoor volgt, en niet het omstreden Besluit inrichting en orde politieverhoor. Volgens dat besluit mag de advocaat alleen aan het begin en het einde opmerkingen maken en vragen stellen. Tijdens het verhoor mag hij alleen iets zeggen als de verdachte een vraag niet begrijpt, teveel onder druk wordt gezet of niet verder verantwoord kan worden verhoord vanwege zijn fysieke of psychische toestand.
Mr. X gaat er inderdaad vol in – geeft antwoord op vragen die voor de cliënt bedoeld zijn, praat hardop als hij iets opschrijft, zegt dingen als ‘praatje pot, persoonlijk geleuter, sla het over’ en ‘laat die mevrouw babbelen’. De verbalisanten komen er niet doorheen en verliezen, zo schrijven ze later zelf, de regie.
Dekenbezwaar
De toenmalige Amsterdamse deken kwam met een dekenbezwaar. De raad van discipline Amsterdam citeerde in de uitspraak van 16 november 2020 uitvoerig uit het proces-verbaal – heel lezenswaardig. Eindconclusie van de raad: mr. X had het verhoor zonder noemenswaardig cliëntbelang onevenredig verstoord.
Mr. X ging in appel, en voerde aan dat zijn handelen wel degelijk het belang van de cliënt diende, namelijk dat hij zich bewust bleef van zijn zwijgrecht en geheimhoudingsplicht, geïnformeerd werd over wettelijke regelingen en dat het verhoor op enig moment stopte.
Irritatie
Het Hof van Discipline geeft mr. X gelijk. Zijn interventies pasten in de lijn die hij met de cliënt had afgesproken: geen vragen beantwoorden tot ze het procesdossier hebben gegeven. De woordkeuze was het gevolg van irritatie over en weer. Mr. X was niet uit geweest op het enkel saboteren van het verhoor.
Volgens het hof brengen de beginselen van een eerlijk strafproces mee dat van een advocaat in strafzaken een actieve houding mag worden verwacht waarbij hij professioneel en functioneel de (verdedigings)rechten van zijn cliënt bewaakt, des te meer wanneer de cliënt zich in voorlopige hechtenis bevindt en onderworpen wordt aan een politieverhoor. De advocaat mag dan een actieve bijdrage leveren aan het verhoor en daarbij zo nodig en voor zover dat in het belang van zijn cliënt is, ingrijpen.
De advocaat mag daarbij geen middelen gebruiken die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die – in dit geval: binnen de context van een politieverhoor – leiden tot onevenredige verstoring van het politieverhoor zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken.
Het dekenbezwaar is ongegrond, en advocaten kunnen met een geruster hart tijdens politieverhoren actief opkomen voor de belangen van de cliënt.