Volgens de uitspraak, die vrijdagochtend is gepubliceerd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de gerechtshoven een discretionaire bevoegdheid hebben om door middel van bepalingen in procesreglementen de omvang van processtukken te limiteren.

Eisers stellen op zichzelf terecht dat de wetgever niet heeft voorzien in een concrete
bevoegdheid voor rechters om op voorhand limieten te stellen aan de omvang van een processtuk, aldus de uitspraak.  Maar daaruit kan niet worden afgeleid dat die  bevoegdheid er niet is.

Artikel 19 lid 2 Rv, waarop de Staat zich beroept, omschrijft een algemene regiebevoegdheid voor de rechter. Het artikel bepaalt dat de rechter alle beslissingen kan nemen die nodig zijn voor een goed verloop van de procedure. Volgens de uitspraak kan deze ruim geformuleerde bepaling ook betrekking hebben op de omvang van processtukken.

Hoor en wederhoor

De voorzieningenrechter wijst er ook op dat advocaten kunnen vragen om extra ruimte als ze daar behoefte aan hebben. Daarmee is het beginsel van hoor en wederhoor gewaarborgd, aldus de uitspraak.

De rechter toont zich wel kritisch over de wijze waarop het nieuwe procesreglement tot stand is gekomen. Het ware verstandiger geweest de formele vertegenwoordigers van de advocatuur ‘in een eerder stadium en verdergaand’ te betrekken. Hoewel dat in het belang zou zijn geweest van het draagvlak en de goede verstandhouding, hadden de hoven echter niet de verplichting om dat te doen.

De voorzieningenrechter is het eens met de gerechtshoven dat procedures vlotter kunnen verlopen als advocaten worden gedwongen hun processtukken kernachtiger en leesbaarder te verwoorden. De praktijk moet echter uitwijzen of daarmee een bijdrage wordt geleverd aan tijdige rechtspraak. Omdat het best kan zijn dat de maatregel geen of onvoldoende effect heeft, is evaluatie binnen afzienbare tijd nodig. Medewerking van de advocatuur is daarbij onontbeerlijk, aldus de uitspraak.

Hoge Raad

Zoals eerder overeengekomen tussen de partijen vraagt de voorzieningenrechter advies aan de Hoge Raad door middel van prejudiciële vragen. Ook die vragen draaien om de bevoegdheid van de hoven om regels te stellen aan de omvang van de processtukken. Tot die definitieve beslissing er ligt kan het procesreglement in stand blijven.

De Haagse advocaat Wouter Pors, initiatiefnemer van het kort geding tegen de Staat, noemt de uitspraak teleurstellend. Tegelijkertijd constateert hij dat de gerechtshoven nu heel terughoudend moeten zijn met het weigeren van processtukken. ‘De Hoge Raad kan immers anders oordelen en er kleven wel de nodige gebreken aan de regeling, die met maatwerk per zaak opgelost moeten worden.’

Klik hier voor de volledige uitspraak

logo rechtspraak

Ruim zestig advocaten sluiten zich aan bij kort geding tegen maximumlengte processtukken

Meer dan zestig advocaten hebben zich inmiddels aangesloten bij het kort geding tegen de nieuwe limiet aan de lengte van processtukken.

Mappen iStock-494896064klein

Kan het korter?

Kunnen de processtukken in civiele zaken korter of moeten ze gewoon beter worden geschreven? Drie rechters en advocaten wisselen van gedachten.

Advertentie