Een vader had niet het gezag over zijn zoon en wilde in verband daarmee tal van procedures voeren tegen (onder meer) de betrokken jeugd- en pleegzorginstellingen. Mr. R wilde hem met een enkele procedure wel helpen, maar zag geen gat in de hele berg. De afspraken wat ze wel en niet zou doen wijzigden tussentijds. Dat werd door mr. R niet goed vastgelegd. De vader diende een tuchtklacht in omdat mr. R niet alles had gedaan wat hij had gevraagd en kreeg van de raad van discipline in Amsterdam deels gelijk – vanwege dat gebrek in de vastlegging.
Toen wilde de vader mr. R aansprakelijk stellen en ging daarvoor weer op zoek naar een advocaat. Maar de ene advocaat had geen tijd, bij de ander was het zijn rechtsgebied niet. Vijf afwijzingen later meldde de man zich bij de Amsterdamse deken: of die nu maar een advocaat wilde aanwijzen voor ‘de komende aansprakelijkheidszaak’ tegen zijn voormalige advocaat.
De deken antwoordde dat volgens artikel 13 Advocatenwet de deken een advocaat aanwijst als het gaat om een kwestie waar bijstand van een advocaat is voorgeschreven of noodzakelijk is. Dat dit het geval was bleek niet uit de vraag van meneer, dus: verzoek afgewezen.
Maar over zo’n beslissing kun je klagen bij het Hof van Discipline, en dat deed meneer.
Gegronde redenen
De deken verweerde zich: het ging toch om een aansprakelijkstelling? Daar heb je geen advocaat voor nodig. Meneer is afgestudeerd in de rechten en wil zelfs binnenkort advocaat worden – dat kan hij prima zelf.
Maar die vlieger ging niet op. De deken mag een verzoek om een advocaat aan te wijzen weigeren als daar gegronde redenen voor zijn, bijvoorbeeld als er in de zaak geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging, of als er geen redelijke kans van slagen is. In het onderhavige geval, zegt het Hof, kon je wel snappen dat het de vader niet alleen ging om aansprakelijkstelling, maar om het voeren van een civiele procedure met verplichte procesvertegenwoordiging. En de advocaten die de zaak hadden geweigerd, hadden niet aangevoerd dat ze de zaak kansloos achtten.
De deken had het verzoek dus te beperkt opgevat. En, voegt het hof er nog aan toe, het argument dat meneer rechten had gestudeerd kon de beslissing niet dragen. Het toetsingskader van artikel 13 Advocatenwet biedt geen ruimte het opleidingsniveau van een rechtzoekende in die mate te laten meewegen.
Het beklag is gegrond en de deken moet een nieuwe beslissing nemen. Als hij een advocaat aanwijst zal diegene de klus moeten klaren, of hij er nu zin in heeft of niet.