Met zijn gevechtstenue aan liep Bart Damen (1963) een paar jaar geleden de rechtbank binnen. ‘Ik werd door iedereen aangesproken. Dat was precies de bedoeling van die actie rond Veteranendag: maak Defensie zichtbaar in de samenleving.’ Vervolgens gleed de toga over dat andere uniform en deed Damen gewoon zijn werk als advocaat van een soldaat onder vuur. ‘Het militair recht is een niche binnen de advocatuur. Het helpt als je die wereld van binnenuit kent.’  

Sinds 1995 werkt Damen als advocaat, momenteel bij Trajectum Advocaten in Maastricht. Het leger was zijn jongensdroom. Omdat hij in eerste instantie niet werd aangenomen op de Koninklijke Militaire Academie (KMA), koos hij voor zijn tweede liefde: rechten. Na het doctoraal moest hij in dienst en deed hij een nieuwe poging bij de KMA. ‘Maar ik was inmiddels een eigenwijs studentje en knapte af op de ontgroening.’ Hij schopte het uiteindelijk tot dienstplichtig officier bij de infanterie en is nog altijd actief als reservist. Zo is hij voorzitter van de mobiele rechtbank die in buitengewone situaties in actie komt en werd in 2012 uitgezonden voor de Kunduz-missie in Afghanistan, om daar de rechtsstaat te helpen opbouwen.  

Een halfjaar lang trainde hij Afghaanse magistraten. ‘Hun Wetboek van Strafrecht is naar Europese snit, maar de praktijk bleef ver achter. Sommige rechters bleken analfabeet en vonnissen werden niet gemotiveerd of gepubliceerd. De politie had vrij spel en pakte soms onschuldige mensen op, die zich met steekpenningen vrij moesten kopen. Wij probeerden de officieren van justitie te motiveren om toezicht te houden. Advocaten durfden niet eens naar het platteland te reizen om cliënten bij te staan. We bereikten zeker vooruitgang, maar het rechtssysteem was traag en corrupt. Daarom bleven de informele shariarechtbanken populair. Die werken snel en duidelijk, met lijfstraffen en punitive damages.’  

Taliban

Met verbijstering volgde hij de snelle opmars van de taliban en de val van eerst Kunduz en een paar weken later Kabul. ‘Ik had nooit verwacht dat de Afghanen het zo snel zouden opgeven,’ reageert hij. ‘Het doet me pijn, maar toch vind ik dat ons werk niet voor niets is geweest. Onze aanwezigheid had alleen een jaar of dertig moeten duren, dan kun je blijvend verschil maken.’  

Het is gissen wat er van zijn werk zal overblijven. ‘Voor de bühne lijken de taliban iets gematigder dan voorheen, maar voor hoelang?’ Wel is hij erg teleurgesteld in de chaotische evacuatie van tolken en ander personeel. ‘In Kunduz werkten we met Nederlands-Afghaanse tolken die werden ingevlogen. Dus de groep waar het nu om gaat, is van de Uruzgan-missie of verbonden aan Nederlandse ngo’s of de ambassade. Die smeekte al anderhalf jaar om een evacuatieplan. Dat het zo is gelopen, is beschamend.’  

Tachtig procent van Damens werk als advocaat gaat over militaire zaken. Zo stond hij in 2018 slachtoffers bij van vermeend misbruik bij de Luchtmobiele Brigade in Schaarsbergen. ‘Zij hadden door bezuinigingen een verkorte opleiding en kwamen daarna paraat. Door omstandigheden ging hun ontgroening maar door en escaleerde steeds verder. In mijn tijd was het ook pittig, maar er was wel toezicht. Ik heb ze geadviseerd alsnog aangifte te doen, uit zelfrespect. Mijn cliënten zijn na veel getouwtrek gecompenseerd voor letselschade. Ze zijn beschadigd voor het leven en konden jarenlang nergens terecht met hun verhaal. Dat is helaas de andere kant van dat stoere Defensie.’

Ontgroening

Michael Ruperti (1972) stond in de strafzaak aan de andere kant zeven van de tien vermeende ontgroeners bij. De zaak tegen vijf van zijn cliënten werd geseponeerd en twee werden door de militaire rechtbank vrijgesproken. Drie verdachten met een andere advocaat kregen een taakstraf. ‘Je moet tegen een stootje kunnen,’ zei hij in 2018 over de Schaarsbergen-zaak, ‘hardhandige omgang is ook functioneel. Het kan worden gebruikt om elkaar scherp te houden.’  

Ook Ruperti is veteraan en geeft leiding aan de militaire sectie van kantoor Cleerdin & Hamer. Na zijn rechtenstudie werd hij in 2004 als militair jurist en plaatsvervangend chef staf uitgezonden naar Bosnië. De oorlog was voorbij, maar hij was naast de ‘peacekeeping’ ook betrokken bij de aanhouding van door het Joegoslavië-tribunaal gezochte oorlogsmisdadigers. ‘De leiders uit de burgeroorlog waren in mijn tijd ondergedoken in de georganiseerde misdaad,’ vertelt hij. ‘Wij moesten de criminele organisaties bestrijden. Je kunt daarbij als jurist achter je bureau blijven zitten, maar ik ging gewoon met de infanteristen mee. Langs roadblocks, de dorpjes in, gewapend en al. Die houding heb ik meegenomen in mijn werk als advocaat. Ik ben weinig op kantoor, ga liever de kazernes op.

Ik bezoek mijn cliënten op de werkvloer en ben altijd onderweg. Grote rechtszaken plan en voer ik uit als een militaire operatie. Zo deed ik namens drieduizend militairen en veteranen aangifte tegen Kamerlid Öztürk die uitgezonden militairen vanwege Hawija van moord beschuldigde.’ Momenteel staat Ruperti verschillende Afghaanse tolken bij, die niet op tijd zijn geëvacueerd.  

Hij haalt een grote medaille uit zijn portemonnee. ‘Dit is de Willemsorde-coin,’ zegt hij, ‘de hoogste militaire onderscheiding. Helaas kan ik niet vertellen waarom en van wie ik hem kreeg. Dat is schending van mijn geheimhoudingsplicht. Het ging om een bijzondere militaire kwestie en als inspiratie draag ik hem met trots bij me.’  

Militaire balie

Net als Damen is hij lid van de Militaire Balie, de kleine beroepsvereniging van advocaten die zich bezighouden met militair straf- en tuchtrecht en letselschade. Niet alle van de zestien leden zijn oud-militair, net zoals er ook oud-militairen zijn die zich als advocaat niet bezighouden met militair recht en dus geen lid worden. Maar er is geen opleiding voor militair recht en het helpt dat veel leden de militaire praktijk van binnenuit kennen.  

Voor militairen gelden veel strengere gedragsregels dan voor burgers en ze lopen door hun werk een groter risico op fysieke of psychische schade. ‘Militaire delicten zoals desertie, weigeren dienstbevel of slapen tijdens de wacht komen niet zo heel veel voor,’ zegt Damen, ‘maar ook bij gewone delicten zoals te hard of onder invloed rijden, vechtpartijen, drugs, kom je als militair altijd bij de Militaire Kamer van de Rechtbank Arnhem terecht. Dat ik als raadsman ook collega-militair ben, schept een enorme band. Ze voelen zich veiliger. Ik spreek en begrijp het jargon en werk met dezelfde wapens. We begrijpen elkaar. En in rechtspositionele zaken kan ik gebruikmaken van mijn netwerk binnen Defensie’.  

Ook de proceshouding is anders in militaire zaken, legt Sébas Diekstra (1980) uit. ‘Als je je als militair beroept op je zwijgrecht, dan is het vertrouwen van je commandant al snel weg. Misschien ontloop je dan eventueel een straf, maar je verliest mogelijk wel direct je baan. Terwijl je bij sommige delicten toch nog echt wel een tweede kans kunt krijgen, zolang je transparant bent.’  

Zelf werkte Diekstra twaalf jaar bij de Koninklijke Marechaussee (KMar), hij begon in de regio Rotterdam-Rijnmond. Hij deed politietaken en grensbewaking en begon tijdens nachtdiensten in de meldkamer aan zijn rechtenstudie. Na de KMA groeide hij na een functie als operationeel teamcommandant door naar een staffunctie en werd verantwoordelijk voor de juridisch kant van integriteitsonderzoeken.  

In 2012 stapte Diekstra over naar de advocatuur, eerst bij het in militaire zaken gespecialiseerde kantoor Delissen Martens en inmiddels al zes jaar met zijn eigen kantoor Diekstra Van der Laan in Leiden. ‘In mijn werk als militair strafrechtadvocaat heb ik nog altijd veel profijt van mijn straatervaring als algemeen opsporingsambtenaar en hulpofficier van justitie.’  

Daarnaast is hij nog altijd een dag per week als reservehoofdofficier actief. Zo was hij onder meer de eerste commandant van de maatschappelijke diensttijd voor jongeren. ‘Die ene dag bij Defensie vormt voor mij ook echt een uitlaatklep. Een verandering van decor. Misschien vooral door het sociale karakter. Ik geef trainingen, oefen en sport samen met anderen en heb er in de afgelopen twintig jaar een grote groep vrienden voor het leven gemaakt. Defensie blijft door die dag echt een deel van mijn leven.’  

Warm bad

Ook Krystle Aaron-de Bies (1983) werkte tien jaar voor de Marechaussee. ‘Tijdens mijn studie kreeg ik een college van twee militair juristen van de landmacht,’ vertelt ze, ‘mijn interesse was gewekt. Advocaat kon ik altijd nog worden. Eerst wilde ik wat beleven, misschien zelfs een uitzending naar een brandhaard. Na de KMA ging ik me bezighouden met ambtenarenrecht en ontslagzaken. Ik werd moeder en die uitzending is er niet meer van gekomen. Maar ik heb er wel een mooie tijd gehad.’ Ook zij ervoer Defensie als een ‘warm bad’, een ‘prettig bedrijf’ waar je ‘veel kansen’ krijgt. ‘Het was bijzonder om elke dag op je werk je om te kleden, dat uniform te dragen. Echt salueren of zo deden we niet. De omgangsvormen waren vaak juist collegiaal.’  

Sinds drie jaar werkt ze bij het Amsterdamse kantoor WS Advocaten en staat ze aan de andere kant, met Defensie als tegenpartij. ‘Nu help ik de underdog bij zijn arbeidsconflict, voorheen de werkgever, de commandant. Maar het bevalt me goed en ik kan ook goed helpen, want ik ken de andere kant. Ik weet hoe ze denken.’ Ze gaat geen militaire strafzaken doen, maar wil zich helemaal toeleggen op arbeidsrecht. ‘Het ambtenarenrecht schuift op richting het gewone arbeidsrecht, dus ik sta ook burgers bij met complexe ontslagzaken. Militaire ambtenarenzaken blijf ik echter ernaast doen. De rechtspositie van militairen is met de komst van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren immers niet gewijzigd.’  

Benadrukken de leden van de Militaire Balie allemaal hun warme banden met Defensie, hun cliënten lopen aan tegen de kille kant van de organisatie. ‘Er is een kloof tussen de sfeer in de kazernes en de ambtelijke top in Den Haag,’ zegt Ruperti, ‘en als advocaat heb ik te maken met de formalistische benadering van het ministerie.’  

Tot voor kort was er nauwelijks aandacht en hulp voor getraumatiseerde veteranen. ‘Defensie vraagt veel van zijn mensen,’ zegt Vincent Dolderman (1973), ‘heel wat soldaten hebben de afgelopen jaren gediend in brandhaarden. Veel veteranen met PTSS (posttraumatische stressstoornis) raken zelfs dakloos, aan de drank of drugs. Daar is jarenlang van weggekeken.’  

Dolderman wilde zelf als kind het leger in, maar ging op advies van zijn ouders eerst rechten studeren. Afgestudeerd kwam hij via de KMA als militair jurist op de afdeling letselschade van Defensie. Na zijn contractperiode stapte hij over naar de advocatuur. Vanuit zijn explosief groeiende kantoor DLSA in Utrecht staan op dit moment 21 man, onder wie twee andere oud-officieren, zo’n achthonderd ‘oorlogsinvaliden’ bij, veteranen met letselschade. ‘We komen om in het werk. Twintig procent heeft fysiek letsel, de rest psychisch. Dat maakt het zwaar: vaak jonge mensen die voor de rest van hun leven fors beschadigd zijn.’  

In 2015 won Dolderman drie zaken bij de Centrale Raad van Beroep. ‘Die vond dat Defensie haar zorgplicht had geschonden, en sindsdien zijn de mogelijkheden voor veteranen wel toegenomen, ook dankzij uitbreiding van de rechtspositionele voorzieningen voor veteranen. Op papier is het nu goed geregeld. De praktijk is soms nog weerbarstig, maar vergeleken met politie- of civiele letselschadezaken stelt Defensie zich nu coöperatief op.’  

Mortierongeluk

Ook de andere leden van de Militaire Balie zien positieve ontwikkelingen. Ruperti kwam tot een schikking voor de nabestaanden van de Mali-zaak, een mortierongeluk in 2016 waarbij twee militairen het leven lieten, en de minister van Defensie en de Commandant der Strijdkrachten traden af. Toch voert hij namens de nabestaanden een artikel 12-procedure tegen de top van het ministerie. ‘Veel juristen vinden net als ik dat het Volkel-arrest, toevallig ook een militaire zaak, achterhaald is. De eindverantwoordelijken voor het dodelijk ongeluk met een oude granaat moeten strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.’  

Ook Damen ziet vooral positieve tendensen. ‘Ik heb ooit in een zaak overwogen om mijn baret aan de wilgen te hangen, omdat ik het niet eens was met hoe Defensie optrad. Maar toen veranderde dat zodat ik die keus niet hoefde te maken. Nu gaat het beter. Bij een loyaliteitsconflict kies ik voor mijn cliënt, maar ik voorzie niet dat het nog een keer zover zal komen.’  

Marco-de-Vries3

Marco de Vries

Freelance journalist

Profile page
Advertentie