Voor de zeven herzieningsverzoeken in de zaak-Van Leeuwerden (‘de butlermoord’) schreven achttien medisch deskundigen dat vergiftiging niet de doodsoorzaak kón zijn. De butler was daar wel voor veroordeeld. De verzoeken werden afgewezen. Bij het herzieningsverzoek in de zaak-Baybasin werden 101 op feiten en op getuigen- en deskundigenverklaringen gebaseerde nova aangebracht. Niet één ervan werd geaccepteerd.

De herzieningsverzoeken in de Arnhemse villamoord en de Pettense campingmoord rustten beide op nieuwe wetenschappelijke kennis over het verkrijgen van valse bekentenissen. Het verzoek in de Pettense campingmoord slaagde. Maar herziening van de Arnhemse villamoord werd afgewezen, tegen het advies van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken (ACAS) in. Een zorgelijke uitkomst, schreef de voorzitter van de ACAS, emeritus-hoogleraar straf- en strafprocesrecht Tineke Cleiren, erover (in een ongebruikelijke reactie – niet eerder deed de ACAS aan napleiten) in het NJB. ‘De pijnpunten van de zaak zijn […] niet ten gronde onderzocht, terwijl dat wel had gekund.’

Patroon

Dat de lat voor herzieningen hoog ligt, is logisch: ergens moet een punt worden gezet, je kunt niet eindeloos doorgaan. De rechtszekerheid en het vertrouwen in de rechtspraak zijn daarmee gediend. Maar met de afwijzingen van herzieningsverzoeken is iets anders aan de hand, constateert Ton Derksen, emeritus-hoogleraar wetenschapsfilosofie.

Derksen is inzake gerechtelijke dwalingen geen vreemde. Hij kreeg bekendheid door zijn boek Lucia de B. Reconstructie van een gerechtelijke dwaling (2006), over de verpleegkundige die in 2003 op grond van statistische aannames voor zeven moorden werd veroordeeld tot levenslang én tbs. Het boek vormde de aanzet tot een succesvolle herziening: De Berk werd in 2010 vrijgesproken.

Nadien raakte Derksen intensief bij tal van andere herzieningszaken betrokken. Hij las de arresten van de Hoge Raad waarin, ogenschijnlijk, scherp wordt beargumenteerd waarom een zaak niet hoeft te worden herzien. Maar hij las ook de onderliggende herzieningsverzoeken én hij bestudeerde de originele strafdossiers. Daarmee kreeg hij een overzicht van de herzieningenpraktijk dat individuele advocaten, annotatoren en andere Hoge Raad-watchers doorgaans niet hebben.

Botte afwijzing

In de afwijzende arresten zit een patroon, constateert Derksen in zijn boek Het falen van de Hoge Raad. Om tot een afwijzing te komen, gebruikt het hoogste rechtscollege steeds dezelfde argumentatiestrategieën, schrijft Derksen. Hij benoemt – in sterke termen – zeven argumentatiestrategieën en beschrijft aan de hand van voorbeelden uit verschillende zaken hoe een strategie wordt gebruikt.

De botste strategie is die waarbij ontlastend bewijsmateriaal wordt genegeerd. Zo liet de Hoge Raad, in zijn afwijzing van het herzieningsverzoek van de Turkse Koerd Hüseyin Baybasin, die op basis van telefoontaps tot levenslang werd veroordeeld, aanwijzingen voor gesjoemel met tapmateriaal in zijn arrest buiten beschouwing. Over deze zaak schreef Derksen eerder drie boeken.

Een tweede strategie is ‘De botte afwijzing van nova’, waarbij de Hoge Raad wel kennisneemt van een novum, maar het vervolgens niet of nauwelijks gemotiveerd afwijst. In de zaak van Olaf Hamers, een vrachtwagenchauffeur die werd veroordeeld voor moord, speelden ‘teruggekomen herinneringen’ van de kleindochter van het slachtoffer een belangrijke rol. Toch werd de rapportage van twee neuropsychologen over het achteraf invullen van herinneringen bij hersenletsel, voor zover ze als novum konden worden aangemerkt, ‘van onvoldoende gewicht’ bevonden. Andere strategieën zijn de ‘paraplutruc’ (nieuwe informatie wordt gelijkgesteld aan al eerder bekende feiten en is daarom weliswaar nieuw, maar geen novum), herhaling (het feit is volgens de Hoge Raad al aan de orde geweest en afgewezen), misrepresentatie van de aanvraag en slordig lezen of de waarheid verbasteren.

Angst voor onrust

De meest gebruikte, tevens meest zorgelijke (en voor betrokkenen: meest frustrerende) strategie is wat Derksen ‘de drogreden van het zorgvuldige hof’ noemt. Dit gaat meestal over de inbreng van nieuwe deskundigen. De Hoge Raad stelt dat hij niet tot een toewijzing kán komen omdat het hof de inbreng van deskundigen al eerder zorgvuldig heeft gewogen – en naast zich heeft neergelegd. ‘Deze strategie sluit dus bij voorbaat uit dat nieuwe deskundigen nieuwe serieuze ontlastende informatie en nieuwe inzichten kunnen aandragen. Dat wil zeggen, de Hoge Raad vooronderstelt een ontluisterend bevooroordeeld hof dat zich niet kan voorstellen dat het iets nieuws van nieuwe deskundigen zou kunnen leren. Zo’n hof met extreem bevooroordeelde rechters lijkt me voor de Hoge Raad een ongepaste assumptie,’ schrijft Derksen met nauwverholen woede.

Waarom doet de Hoge Raad dit? Op die vraag heeft Derksen geen antwoord, anders dan dat er een ‘mythisch geloof – ook aanwezig in andere hoge juridische kringen – is dat (bijna) alle aanvragers in moordzaken terecht veroordeelde criminelen zijn met listige advocaten als handlangers.’ Angst voor het aantrekken van te veel ongegronde herzieningsverzoeken zou ook een rol kunnen spelen. Te veel nieuwe zaken zouden het beeld kunnen uitstralen dat het systeem niet klopte. Er zou maar onrust ontstaan, zo citeert Derksen het rapport van de evaluatiecommissie Wet hervorming herziening ten voordele Victa vincit veritas? uit 2018.

Datzelfde rapport wekt de indruk dat het met de herzieningen wel goed zit: van de 196 herzieningsaanvragen tussen 2012 en 2015 werden er vijftig toegekend. Maar daarbij ging het vooral om evidente missers als persoonsverwisselingen, ontbrekende getuigenverklaringen of onbetrouwbare geurproeven door honden. Niet om mensen die (levenslang) vastzitten voor moord.

Herzieningenraad

Uit de – soms wat ergerlijk repetitieve – opsomming van voorbeelden van de argumentatiestrategieën rijst een beeld van vergaand onbegrip tussen de aanvragers van een herziening en de Hoge Raad. Verrassend is dat niet. Waar de aanvragers hun munitie voor een herziening doorgaans putten uit het feitenstelsel en het oorspronkelijke dossier, kijkt de Hoge Raad naar het novum in relatie tot het verloop van de rechtsgang. Dat is nu eenmaal wat hij normaliter doet. De raadsheren krijgen het onderliggende strafdossier, waar het meestal allang is misgegaan, niet te zien.

De consequentie is dat de hoogste rechters volgens Derksen niet voldoen aan de verwachting die de samenleving heeft van het strafrecht, waarbij de ware dader wordt bestraft en de onschuldige vrijuit gaat. Bij herzieningsverzoeken moet daarom de waarheidsvinding vooropstaan en dat is in de huidige praktijk niet het geval, aldus Derksen. Ziehier het falen van de Hoge Raad.

Of Derksen gehoor vindt met zijn boek is ongewis. Serieuze kritiek op de werkwijze van de Hoge Raad is zeldzaam; ontzag voor het hoogste rechtscollege zit diep, en terecht.

Toch rijst bij lezing van het boek de vraag of herzieningen nog wel door de Hoge Raad moeten worden gedaan. Het evidente antwoord is: liever niet. Derksen pleit voor een ‘empirisch gekwalificeerde herzieningenraad’, die herzieningsverzoeken onafhankelijk van de regering en van de rechterlijke macht beoordeelt. In het Verenigd Koninkrijk bestaat zo’n orgaan al langer, in Noorwegen ook, in Australië wordt erover gepraat. Steeds was een zeer langdurige, ernstige gerechtelijke dwaling de aanleiding om een dergelijke raad op te richten. Wat Nederland betreft, lijkt er vooralsnog keuze genoeg.

Ton Derksen (Meppel, 1943) is historicus, socioloog en wetenschapsfilosoof en was tot zijn emeritaat in 2006 hoogleraar aan de Radboud Universiteit en Tilburg University. Via zijn zus, de arts Mette de Noo, raakte hij betrokken bij de zaak van Lucia de Berk. Sindsdien verdiept Derksen zich in mogelijke justitiële dwalingen. Hij adviseert advocaten en treedt op als deskundige.

tat1

Tatiana Scheltema

Freelance journalist

Profile page
Advertentie