Er is nog nogal wat te doen over onderzoeken die advocaten (vaak Zuid-Assers) bij cliënten doen om bijvoorbeeld fraudeverdenkingen uit te pluizen. Onafhankelijkheid of integriteit staan al snel ter discussie, vooral bij rapporten die ook naar externen gaan.
Maar zoveel zaken, zoveel soorten onderzoek. Mr. X, Y en Z kregen van een bank de opdracht om als ‘externe onderzoekscommissie’ klachten te onderzoeken van bankmedewerkers in Londen, die twee Nederlandse medewerksters pestgedrag verweten.
In hun onderzoeksrapport verklaarden mr. X, Y en Z dat het gedrag van de medewerksters niet in strijd was met de Nederlandse omgangsvormenregeling van de bank. Maar, voegden de advocaten toe, er was wel sprake van ‘severe tension’ tussen de Engelse bankmensen en de Nederlandse medewerksters, en een constante factor daarbij leek de betrokkenheid van één van de Hollandse dames. En het viel dan wel niet binnen het onderwerp van hun opdracht, maar de werkrelatie tussen beide groepen was hierdoor ernstig beschadigd.
Wat betreft de Engelse omgangsregels: die waren wél geschonden. De opeenstapeling van alle gedragingen van de dames had aan de overkant geleid tot een gevoel van een vijandige werkomgeving. Naar de Engelse regels was deze subjectieve perceptie voldoende om van ‘bullying’ te spreken.
Geen onvolkomenheden
De mevrouw die de ‘constante factor’ was werd ontslagen, de ander verliet ook de bank. Maar ze waren nog niet klaar met de advocaten. Met klachten a tot en met z – letterlijk – betoogden zij dat de advocaten hun boekje te buiten waren gegaan.
De interessantste van de klachten (die overigens deels over een ander onderzoek gaan, van klachten die de medewerksters zelf hadden ingediend) was dat de advocaten buiten de onderzoeksopdracht waren getreden met hun verhaal over de schade aan de werkrelaties.
De Amsterdamse tuchtrechter volgt klaagsters daarin niet. Als je onderzoek doet naar aanleiding van een geschil tussen medewerkers, dan is te verwachten dat je ook kijkt naar de samenwerking tussen die medewerkers, dus naar de werkrelatie, aldus de raad. Volgens de tuchtrechter hadden de advocaten hun conclusie ‘in geserreerde termen weergegeven zonder een schuldige aan te wijzen’.
En weliswaar hadden de advocaten de medewerksters niet hun concept van bevindingen gestuurd, maar de conclusies konden toch niet als een grote verrassing komen. Er waren geen ‘dusdanige onvolkomenheden’ dat de advocaten daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kon worden gemaakt.
Jammer genoeg gaat de tuchtrechter niet in op klacht s), waarin klaagsters vertellen dat zij de advocaten hadden gevraagd of die wisten dat het rapport tegen hen zou worden gebruikt. Daarop had het kantoor volgens hen meegedeeld dat over het opnemen van de paragraaf over de beschadigde werkrelaties ‘veel discussie met de bank’ was geweest. Daar zou je toch iets meer over willen weten, om af te komen van die knagende gedachte: hebben de advocaten zich dan niet toch een beetje voor het karretje van hun opdrachtgever laten spannen?