Dat schrijft Dekker dinsdag aan de Tweede Kamer. De minister hamert al langere tijd op een bijdrage van commerciële kantoren aan de sociale advocatuur. Hij vindt de ‘waterscheiding’ in de advocatuur onwenselijk en wijst erop dat die vroeger niet bestond. Nu het kabinet structureel extra geld uittrekt voor de gefinancierde rechtsbijstand, moeten commerciële kantoren ook een duit in het zakje doen, stelt hij.
Hij denkt daarbij aan een bijdrage in uren of in geld, eventueel afhankelijk van inkomen of omzet. ‘Net zoals van sociale advocaten mag worden gevraagd zich niet volledig afhankelijk te maken van overheidssubsidies, mag van commerciële advocatenbureaus een maatschappelijke tegenprestatie worden verwacht.’
Teleurstellend
De minister heeft onlangs een gesprek gehad met de NOvA en vertegenwoordigers van enkele commerciële advocatenkantoren. Dat gesprek is teleurstellend verlopen, schrijft hij de Tweede Kamer. Volgens hem gaven zijn gesprekspartners expliciet aan ‘de rechtsbijstand aan mensen met een klein inkomen te beschouwen als een overheidstaak en geen voorstander te zijn van een financiële bijdrage vanuit de commerciële advocatuur’.
Dekker laat het daar niet bij zitten, blijkt uit zijn brief. Hij zegt dat hem geen andere mogelijkheid rest dan om een bijdrage ‘meer dwingend’ te regelen. Hij kondigt aan in de eerste helft van 2022 met een voorstel te komen hoe dit wettelijk kan worden vastgelegd. In de tussentijd wil de minister in gesprek blijven met de sector over de uitwerking daarvan, ‘evenals over kleinschalige initiatieven die de commerciële advocatuur wel voornemens is om in te zetten (bijvoorbeeld het openstellen van de digitale bibliotheek)’.
NOvA
De NOvA vindt dat Dekker op het verkeerde spoor zit met zijn plan. Volgens de beroepsorganisatie bouwt de bewindsman het extra geld voor de gefinancierde rechtsbijstand geleidelijk af van 154 miljoen euro volgend jaar naar een eindbijdrage van slechts 65 miljoen euro per jaar. ‘Het gat tussen een redelijke vergoeding en 65 miljoen wenst minister Dekker op termijn aan te vullen door een financiële bijdrage van ‘commerciële’ kantoren te vragen. De NOvA, de ‘commerciële’ kantoren en de Vereniging van Sociaal Advocaten (VSAN) achten dit niet de juiste manier om toegang tot het recht te waarborgen, voor hen die dat nodig hebben en daarvoor afhankelijk zijn van gefinancierde rechtsbijstand.’
Volgens de NOvA is de overheid verantwoordelijk voor het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. ‘Dit moet zo blijven, zoals is verankerd in de Grondwet. Dit standpunt wordt breed gedragen binnen de gehele advocatuur in Nederland. Bovendien vereist het verlenen van rechtsbijstand in toevoegingszaken specifieke deskundigheideisen en vaardigheden. De Raad voor Rechtsbijstand hanteert niet voor niets strenge inschrijvingsvoorwaarden voor het doen van toevoegingszaken.’
De NOvA wijst er verder op dat er steeds meer initiatieven ontstaan waarbij commerciële en sociale kantoren samenwerking. ‘De onderlinge solidariteit binnen de gehele advocatuur is een verantwoordelijkheid en taak van en voor de gehele advocatuur.’