Het is volgens de Amsterdamse strafrechtadvocaat met name een vertrouwenskwestie. ‘De cliënt wordt om redenen die buiten hem liggen verplicht om twee advocaten in vertrouwen te nemen. Het gesprek zal anders verlopen dan in geval van een één op één gesprek. De cliënt zal mogelijk minder snel het achterste van zijn tong laten zien. Het meest vervelend is dat de advocaten en de cliënt zich er constant van bewust zijn dat zij niet vertrouwd worden en dat zij daarom in deze configuratie aan het werk zijn. Dat is een naar gevoel.’
Volgens Gerard Spong (Spong Advocaten) houdt de maatregel in dat één van de twee advocaten voor politieagent en verklikker moet spelen, ‘zodra hij bemerkt dat zijn duo-advocaat over de schreef gaat of dreigt te gaan’. Voor een adequate verdediging is een vertrouwensrelatie tussen verdachte en zijn raadsman vereist, zegt hij. ‘Er moet niet alleen sprake zijn van een onbelemmerde uitwisseling van gedachten over hoe de verdediging er procedureel moet uitzien en welke verweren al dan niet worden gevoerd. Ook persoonlijke ontboezemingen van de verdachte moeten vrijelijk zonder vrees voor repercussies kunnen worden geuit.’
Praktisch niet haalbaar
Marielle van Essen (Van Essen Advocaat) noemt het plan ‘slecht bedacht en niet haalbaar. En wederom een stukje symboolpolitiek: er is één voorval en meteen moet voor de gehele beroepsgroep iets drastisch worden veranderd’. Volgens Robert Malewicz (Cleerdin & Hamer Advocaten) volstaat de huidige regelgeving en het toezicht van de deken. ‘Het gaat hier om een (ernstig) incident dat zo uitzonderlijk is dat het wat mij betreft niet nodig is om daarvoor de gehele serieuze strafrechtadvocatuur op te zadelen met nieuwe strenge regelgeving. Overigens wordt in veel grotere zaken al door meer advocaten voor één cliënt opgetreden, maar worden cliënten niet steeds met meer advocaten bezocht.’
De strafrechtadvocatuur ziet naast de principiële bezwaren vele praktische bezwaren. ‘Dubbele kosten van rechtsbijstand, dubbele dossiervorming, en dubbele planningsproblemen voor zittingen en getuigenverhoren om maar een paar op te noemen,’ zegt Spong. Malewicz: ‘Wie bepaalt nu welke advocaat naast de zelf gekozen advocaat optreedt? Is dat de Staat, of is dat de verdachte? Mogen het kantoorgenoten zijn of juist niet? Wat doe je als de verdachte de aangewezen advocaat niet wil ontmoeten of niet voor hem wil laten optreden in rechte? Dat lijkt me allemaal erg onwerkbaar. In de drukke ren-en-vliegpraktijk van de strafadvocaat moet je ineens rekening gaan houden met verhinderdata van de aangewezen collega. Als je er dan al met zijn tweeën gaat zitten en één advocaat voert het woord, dan zit die tweede er maar voor spek en bonen bij lijkt me. Ik zou er zelf grote moeite mee hebben om op die manier rechtsbijstand te moeten geven.’
Kostenplaatje
De advocaten vragen zich verder af hoe de maatregel financieel uitpakt bij toevoegingen en bij betalende cliënten. Malewicz: ‘Als advocaat krijg je wel de volle verantwoordelijkheid voor de verdachte en diens dossier, ook tuchtrechtelijk. Je zult de hele zaak moeten bestuderen, dat alles kost veel extra geld. Dat geld zou wat mij betreft veel beter kunnen worden besteed aan het toegankelijk houden van goede rechtsbijstand voor een veel grotere groep kwetsbare rechtzoekenden.’
Ook Van Essen denkt dat het plan kostentechnisch niet haalbaar is. ‘Daarnaast heeft een cliënt recht op een advocaat naar keuze. Die kan niet worden gedwongen er twee te kiezen waartegen hij zijn verhaal moet doen. Bovendien, als verdachten en hun advocaat echt kwaad willen, kiezen ze natuurlijk een tweede advocaat uit die zich aansluit bij hun snode plannen.’