Mr. X stond een cliënte bij in verschillende zaken, waaronder kinderopvangtoeslag-zaken tegen de belastingdienst.

In een van de toeslagendossiers maakte de belastingdienst na jaren bijna 40.000 euro over naar de derdenrekening van mr. X – veel minder dan de ton aan onterecht teruggevorderde toeslagen plus advocatenkosten die mr. X had gevorderd.

Mr. X schreef mevrouw dat hij de overeengekomen vaste prijs (van 1500 euro) plus bonus van vijftien procent zou aftrekken van het ontvangen bedrag; de rest zou hij overmaken.

Maar uiteindelijk stortte mr. X ruim  34.500 euro op zijn eigen kantoorrekening, ter compensatie van verschillende facturen die volgens hem nog uitstonden. Mevrouw kreeg nog geen 5.000 euro uitgekeerd.

Mevrouw liet weten dat dit tegen de afspraken was. ‘U kunt de advocaatkosten zelf proberen te declareren bij de belastingdienst en niet verrekenen met mijn schadevergoeding,’ aldus de cliënte. Ook had ze geen toestemming gegeven voor een bonus.

Mr. X wees op een opdrachtbevestiging in die specifieke toeslagenzaak, waarin mevrouw met die bonus akkoord ging. Er stond ook in dat derdengelden met de rekening zouden worden verrekend, tenzij mevrouw binnen twee dagen daartegen bezwaar zou maken. Maar mevrouw ontkende dat zij die overeenkomst had ondertekend.

Financiële integriteit

De gedupeerde kon weer eens naar de rechter stappen, nu omdat haar belangen bij haar eigen advocaat blijkbaar niet veilig waren. De voorzieningenrechter in Rotterdam veroordeelde mr. X de 34.000 euro aan mevrouw over te maken.

Ook haar klacht bij de raad van discipline in Den Haag is gegrond. De raad oordeelt dat mr. X in één zaak ten onrechte een rekening had gestuurd terwijl er een toevoeging was verleend.

Of mevrouw nou wel of niet de opdrachtbevestiging had getekend kon de raad niet vaststellen, maar dan nog zou dat slechts die ene zaak betreffen (overigens léék het wel alsof ze voor akkoord getekend had, schrijft de tuchtrechter).

Bovendien voldeed de akkoordverklaring niet aan de eisen die (de toelichting op) artikel 6.19 lid 4 Verordening op de Advocatuur aan verrekening stelt: er moest sprake zijn van schriftelijke vastlegging van expliciete instemming van de cliënt. En als de cliënt de declaratie betwist, vervalt dat recht. Op beide punten ging mr. X nat.

Mr. X had volgens de raad in strijd gehandeld met de financiële integriteit bij een uiterst kwetsbare cliënte die juist zijn bescherming behoefde. Hij verscheen niet op de zitting en had al veel maatregelen achter de rug. Nu vindt de raad het genoeg: mr. X wordt geschrapt. Dat raakt hem niet direct, want hij had zich al uitgeschreven. Maar de terugweg is dus afgesloten – behoudens hoger beroep.

Trudeke

Trudeke Sillevis Smitt

Freelance redacteur

Profile page
Advertentie