Jo-an van der Tol 3
Jo-an van der Tol

Een baby die zelf naar het consultatiebureau moet bellen, omdat de vader en moeder geen juridisch ouder zijn. Expats die al een jaar in een vrijwillige lockdown zitten omdat ze hun kind niet ingeschreven krijgen op de crèche. Twee vaders die voor hun kind zorgen maar er geen medische beslissingen voor mogen nemen. Het zijn enkele praktische maar ingrijpende voorbeelden van situaties waar ouders met een kindje geboren uit een draagmoeder tegenaan lopen.

In Nederland kennen we de ‘onwenselijke’ situatie dat de draagmoeder na de geboorte van het kind de juridisch ouder is. ‘Bij iedere zaak en casus moeten we door een soort juridische hoepel springen om het juridisch ouderschap bij de ouders die daadwerkelijk voor het kindje zorgen te krijgen,’ vertelt advocaat Jo-an van der Tol (WENS Familierecht, Amsterdam). ‘Er moeten altijd veel vragen worden beantwoord. Gaat het om een Nederlandse draagmoeder of een buitenlandse draagmoeder? Is ze getrouwd? Is er een eiceldonor? Krijg je in het land waar de draagmoeder vandaan komt een geboorteakte en een paspoort?’

Als stellen een zorgvuldig proces hebben doorlopen, lukt het volgens Van der Tol altijd wel om het juridisch ouderschap bij de wensouders te krijgen. ‘Dan heb ik het over een zaak zonder anonieme donoren en met goede zorg, advocaten en counselors. Maar het probleem in elke zaak is dat een duidelijke weg om te bewandelen ontbreekt. We moeten als advocaten heel creatief zijn.’

In het Burgerlijk Wetboek is niets geregeld over draagmoederschap. Alleen het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat vrouwen zich niet openbaar mogen aanbieden als draagmoeder. Ook openbaar zoeken naar een draagmoeder en commerciële bemiddeling zijn verboden. In 2016 kwam de Staatscommissie Herijking ouderschap met adviezen om de regels rond ouderschap en draagmoederschap aan te passen. Door weerstand van verschillende politieke partijen is dat nog niet gebeurd. Wel ligt er inmiddels een wetsvoorstel waarin de aanbevelingen van de commissie zijn opgenomen. De Wet kind, draagmoederschap en afstamming, die oud-minister Sander Dekker voor Rechtsbescherming in april 2020 presenteerde, is voor alle vormen van draagmoederschap en moet meer bescherming bieden aan het kind, de draagmoeder en toekomstige ouders. In het wetsvoorstel staat dat de wensouders vanaf de geboorte van het kind de juridische ouders zijn. De rechter bekijkt vooraf of aan alle voorwaarden voor draagmoederschap is voldaan. Zo moet er bijvoorbeeld een ondertekende draagmoederschapsovereenkomst zijn, mag de draagmoeder ter zitting nog niet zwanger zijn van het kind en moet tenminste één van de wensouders de genetische ouder van het kind zijn. Daarnaast moet de identiteit van degene die zaad of een eicel afstaat op termijn te achterhalen zijn voor het kind. Voordat de draagmoeder en de wensouders een verzoek bij de rechter kunnen indienen voor toestemming, moeten zij voorlichting en counseling volgen. Zo weten alle betrokkenen waar ze aan beginnen.

De consultatieperiode van het wetsvoorstel is ruimschoots verstreken en inmiddels ligt er ook een nog niet openbaar gemaakt advies van de Raad van State. ‘Naar verluidt wordt er in het voorjaar van 2022 een nieuwe versie van het wetsvoorstel gepresenteerd,’ aldus Van der Tol. In het regeerakkoord is opgenomen dat de behandeling van voorstellen voor een goede regeling voor draagmoederschap doorgaat.

Ook de rechtspraak staat niet stil. Het Hof van Justitie oordeelde vorige maand dat het ouderschap van same-sex-wensouders en daarmee hun kinderen erkend moet worden in alle EU-lidstaten als een ander EU-lidstaat dit heeft erkend. Daarnaast stelde de rechtbank Den Haag vorige maand prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de erkenning van buitenlandse geboorteaktes van baby’s die zijn geboren uit een draagmoeder en waarop de wensouders als juridisch ouders vermeld staan. ‘Een zeer belangrijke vraag,’ zegt Van der Tol. ‘Dit soort aktes komen steeds vaker voor en het laat zien dat de wetgeving over draagmoederschap er nu echt moet komen. Op dit moment heb ik in mijn praktijk meerdere van dit soort zaken lopen en de ouders en het kind moeten soms wel meer dan twee jaar wachten voordat er duidelijkheid komt over de juridische status van het kind. Het is ook moeilijk uit te leggen dat ouders niet erkend worden als ouders van hun eigen kind, zelfs nadat een buitenlandse rechter er al aan te pas is gekomen.’

Duidelijke kaders

Mindy Mosk 3
Mindy Mosk

Er zijn verschillende wegen om met behulp van een draagmoeder een kind te krijgen. Laagtechnologisch draagmoederschap waarbij de draagmoeder de eicel levert, kan bijvoorbeeld met zelfinseminatie. Een ivf-behandeling met een draagmoeder waarbij de wensmoeder de eicel levert (hoogtechnologisch draagmoederschap) is in Nederland sinds 1997 toegestaan onder strikte voorwaarden. Onder meer het VU Medisch Centrum biedt zo’n traject aan voor heterostellen. In 2019 opende kliniek Nij Geertgen in Brabant de deuren en sindsdien staan ivf-trajecten met draagmoeders ook open voor homostellen. Afgelopen augustus werd het eerste kindje geboren uit zo’n traject van twee mannelijke wensouders en een eiceldonor.

Landelijke cijfers zijn niet te geven, maar uit cijfers van het VU Medisch Centrum blijkt dat steeds meer mensen kiezen voor draagmoederschap. Van 2006 tot 2017 werden daar uit een ivf-traject 35 kinderen geboren. In de afgelopen vier jaar werden er al zeventien kinderen geboren. Ook het feit dat de interlandelijke adoptie is stopgezet (zie kader) zorgt ervoor dat de vraag naar draagmoeders toeneemt. Van der Tol ziet dat met eigen ogen in haar praktijk. ‘Veel van mijn nieuwe cliënten hebben besloten adoptie te vergeten en de stap naar het draagmoederschap te zetten. Nog meer reden dus om haast te maken met wetgeving,’ zegt Van der Tol.

Mindy Mosk (De Boorder Familie- en Erfrecht Advocaten & Mediators, Amsterdam) beaamt dat. ‘Een wet schept duidelijke kaders. Ook dan is procederen nodig maar als je aan alle genoemde voorwaarden voldoet dan weet je dat, als het kind geboren wordt, de wensouder ook direct de juridisch ouder is.’  

Ze heeft wel de nodige kritiek op het wetsvoorstel. ‘Het toetsmoment voor gerechtelijke toekenning van het ouderschap is voor de conceptie. Wat als na de geboorte blijkt dat het kind toch niet van de wensouders is, maar van de partner van de draagmoeder? Er zijn risico’s wanneer het niet helemaal gaat zoals gepland. Hoe gaat een rechter dan toetsen? Daar mag meer aandacht voor komen. Ook is er geen maximumleeftijd opgenomen voor de wensouders en de draagmoeder. Dat heb je wel bij interlandelijke adopties. In de toelichting wordt enkel genoemd dat een hoge leeftijd van wensouders of een jonge leeftijd van de draagmoeder een reden kan zijn om het ouderschap na draagmoederschap af te wijzen. Ik denk dat dat soort discussies nog wel gevoerd gaan worden binnen de politiek. Ook bijvoorbeeld over de ethische vraag hoe vaak een draagmoeder haar lichaam ter beschikking mag stellen.’  

Van der Tol vindt het zorgelijk dat de doorlooptijden zo hoog zijn. ‘Momenteel duurt een procedure met buitenlandse draagmoeders tot zo’n anderhalf à twee jaar na de geboorte van het kind, omdat je bij de geboorte pas een procedure mag starten. Al die tijd heeft het kind vaak geen bsn-nummer met alle gevolgen van dien. Dat is schrijnend voor de wensouders. In het wetsvoorstel staat dat een draagmoeder pas zwanger mag zijn als alles is geregeld en de rechter ernaar gekeken heeft. De doorlooptijden moeten dus echt korter worden. Dat kan, want de Nederlandse zaken zijn geen ingewikkelde juridische procedures. De rechter moet alleen checken of aan alle voorwaarden is voldaan en alle stukken goed zijn ingediend. Alle betrokkenen moeten een goede en zorgvuldige voorbereiding doorlopen.

Volgens Nicoline Veenendaal (Anders Familierecht, Amsterdam) is er in het wetsvoorstel te weinig aandacht voor de eiceldonor. ‘In feite is zij degene die het genetisch materiaal aanlevert. Dat is minstens zo belangrijk als de draagmoeder die eigenlijk als logeerbuik fungeert.’ Samen met een aantal advocaten die gespecialiseerd zijn in draagmoederschapszaken zorgt Veenendaal ervoor dat de hoogtechnologische draagmoederzaken die via Nij Geertgen lopen juridisch zo stabiel mogelijk zijn. ‘Er is in die zaken voor elke partij een advocaat: voor de wensouders, de draagmoeder en de eicelouders. Zolang de wet er nog niet is, zit daar ook nog een regieadvocaat boven. Die neemt veel werk uit handen van de andere advocaten, zoals het voeren van gesprekken met alle ouders en het maken van verslagen en overeenkomsten.’

Het maakt niet uit voor welke vorm van draagmoederschap wordt gekozen, uitgebreide overeenkomsten zijn altijd belangrijk, zegt Veenendaal. ‘Stel dat de vrucht zich tijdens de zwangerschap niet goed ontwikkelt en er moet worden gesproken over het al dan niet afbreken van de zwangerschap. Daar willen wensouders iets over kunnen zeggen maar uiteindelijk heeft de draagmoeder het mensenrecht om te beschikken over haar eigen zwangerschap en lichaam. Als zij ervoor kiest dat het kindje toch komt dan zijn de kosten voor het kindje nog steeds voor de wensouders, omdat het niet zo kan zijn dat de eigen kinderen van de draagmoeder een financieel nadeel ondervinden van het draagmoederschap. Dat is ingewikkelde materie en gaat ver. In de wet worden hier kaders voor geschept. Zo moeten er een kostenregeling, verzekeringen en juridische bijstand worden geregeld.’

Draagmoederschapsbank

Nicoline Veenendaal 2
Nicoline Veenendaal

Het ministerie van Justitie en Veiligheid wil naast wetgeving ook een afstammingsregister introduceren. Ieder kind moet kunnen weten waar hij of zij vandaan komt, van wie hij of zij biologisch afstamt. Daarom komt er één loket, waar alle beschikbare informatie over identiteit en oorsprong is op te vragen. Nu zijn deze gegevens soms onvolledig en moeilijk te achterhalen.

Een goede ontwikkeling, vinden de familierechtadvocaten. Al komen ze nooit draagmoeders tegen die zeggen: ‘Hier is het kind en nu ben ik weg.’ ‘Er is altijd open contact en dat is in het belang van het kind,’ meent Veenendaal. ‘Er wordt vaak een keer in de maand samen iets gedaan bijvoorbeeld. Zo kan het kind uiteindelijk achterhalen hoe het is ontstaan. Maar hoe meer duidelijkheid voor de kinderen, hoe beter.’

Mosk vraagt zich wel af hoever je in zo’n register moet gaan. ‘Ik zou het goed vinden als er verplicht een bijlage bij de geboorteakte komt met de namen van de draagmoeder, de zaaddonor, de eiceldonor enzovoort. Van meer details ben ik eigenlijk geen voorstander. Ik zou bijvoorbeeld niet zo ver gaan dat er ook halfbroers en halfzussen worden genoemd.’

Verder is het idee dat in de toekomst wensouders en vrouwen die als draagmoeder voor een ander een kind willen krijgen bij één centrale instantie terechtkunnen. Een zogenaamde draagmoederschapsbank zonder winstoogmerk. Volgens Veenendaal klinkt het ideaal maar is het in feite een wassen neus. ‘We gaan echt niet ineens achthonderd potentiële draagmoeders krijgen. Het is wel goed dat er een organisatie komt die het wat gaat coördineren, een draagmoederexpertisecentrum.’  

Van der Tol is wel groot voorstander van een soort draagmoederschapsbank. Zij wil verder gaan dan het plan van Dekker. ‘Het voorstel is nu dat het een soort informatiepunt wordt. Het is niet zo dat ze gaan bemiddelen of screenen. In Amerika en Canada heb je commerciële agentschappen die een uitgebreide screening van de draagmoeders doen. Dat werkt heel goed en is belangrijk. Ik weet niet of we in Nederland een cultuur hebben voor dit soort agentschappen maar ik zou het wel aanmoedigen.’  

Voor nu wachten de advocaten met spanning af wat het nieuwe kabinet gaat doen. Van der Tol: ‘Het wordt een ethische discussie met een christelijke partij in het kabinet. Ik ben dus heel benieuwd wat er gaat gebeuren.’  

Misstanden in adoptieland

Het rommelt in adoptieland. Onlangs liet oud-minister Sander Dekker voor Rechtsbescherming weten het onderzoek naar binnenlandse adopties tussen 1956 en 1984 stop te zetten. Het vertrouwen bij afstandsmoeders en kinderen die geadopteerd zijn, is zodanig beschadigd dat er een nieuw onderzoek komt.

In de periode tussen 1956 en 1984 stonden duizenden ongetrouwde vrouwen hun kind af, vaak onder grote druk. In januari 2019 kondigde het ministerie van Justitie en Veiligheid een onderzoek aan naar deze periode, omdat steeds meer vrouwen de stilte doorbraken over hoe zij werden gedwongen hun kind af te staan. Het Verwey-Jonker Instituut startte in de loop van 2019 met dat onderzoek, maar op hetzelfde moment opende het ministerie zelf een aanmeldpunt waar veel verwarring over ontstond. Het idee was dat het Verwey-Jonker Instituut zeventig aanmeldingen zou gebruiken voor verdiepende interviews ten behoeve van het onderzoek, maar voor de bijna zevenhonderd mensen die hun ingrijpende verhaal vertelden, was dat vaak niet duidelijk. Een datalek bij het aanmeldpunt en fouten in meerdere gespreksverslagen kwamen daar nog eens bovenop. Wat volgde, was een vernietigend oordeel van de commissie-Finkenauer over de handelwijze van het ministerie. Een herstart van het onderzoek was volgens Dekker de enige oplossing. De minister schreef in november aan de Tweede Kamer ‘er vertrouwen in te hebben dat we met het nieuwe onderzoek een nieuwe start kunnen maken en daarmee het vertrouwen dat is geschaad kunnen herstellen’. Naar verwachting informeert de nieuwe minister voor Rechtsbescherming, Franc Weerwind, de Tweede Kamer op korte termijn over hoe de nieuwe onderzoekscommissie eruit gaat zien.

Interlandelijke adoptie

Ook interlandelijke adoptie ligt onder vuur. In februari vorig jaar besloot Dekker alle interlandelijke adopties op te schorten. Reden was het rapport van de commissie-Joustra over de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid bij interlandelijke adoptie van kinderen in tenminste de periode 1967-1998. Er kwamen structurele, ernstige misstanden gedurende vele jaren aan het licht. Zo was er sprake van vervalsing van documenten, kinderhandel, fraude en corruptie. Veel kinderen zijn daarvan de dupe geworden en het is niet uit te sluiten dat deze misstanden zich ook in het huidige systeem voordoen.

Er is geen termijn gegeven voor de opschorting. Een nieuw kabinet zal een definitief standpunt moeten innemen over de toekomst van internationale adopties, aldus Dekker. ‘Aanpassingen in het stelsel kunnen leiden tot minder risico,’ zei hij in juni in een online gesprek met belangengroepen. ‘Maar er moet eerst heel secuur worden gekeken naar de toekomst van buitenlandse adoptie. Daarbij staat het belang van het kind voorop.’

In het regeerakkoord is opgenomen dat bij de behandeling van voorstellen voor een goede regeling voor draagmoederschap ook het rapport over interlandelijke adoptie in het verleden (commissie-Joustra) wordt betrokken.

FRANCISCA MEBIUS, Advocatenblad

Francisca Huijting-Mebius

Redacteur

Profile page
Advertentie