Mr. X was advocaat van een vrouw in een langlopende echtscheidingszaak. De man werd eerst altijd bijgestaan door mr. S, later ook door mr. R.
Mr. X praatte met mr. S over een mogelijk mediationtraject. Vlak voordat dit traject begon, diende ze namens haar cliënte een verzoekschrift in bij de rechtbank, met als doel executie van achterstallige partneralimentatie. Ze stuurde de man en zijn advocaten geen kopie. Misschien dacht ze: dat helpt niet bij de mediation, en als die lukt trek ik het wel weer in.
Hoe dan ook, de griffie kreeg het verzoekschrift binnen op 20 april 2020. Op 10 juni ontving de man van de griffie een kopie, met een uitnodiging voor een mondelinge behandeling op 24 juni.
De man klaagt: mr. X had de naam van zijn advocaat in het verzoekschrift moeten zetten, en hem en zijn advocaat meteen een kopie moeten sturen. Nu hoorde hij pas vrij kort voor de zitting van de zaak, waardoor hij in het voeren van verweer was benadeeld, aldus de man.
Volgens mr. X is het gebruikelijk zo’n verzoekschrift alleen aan de rechter te sturen. De griffie stuurt dan de stukken aan de verweerder. Door corona was de behandeling vertraagd en hadden ze in plaats van schriftelijk verweer meteen een behandeldatum bepaald. Als het de man te snel ging, had hij uitstel kunnen vragen.
Door geen advocaat te noemen had mr. X de man de vrijheid gelaten wie hij voor deze zaak wilde kiezen. Het noemen van een advocaat zou er ook niet toe geleid hebben dat de man eerder op de hoogte zou zijn geraakt, zo stelde mr. X.
Welwillendheid
De raad van discipline Arnhem-Leeuwarden geeft de klagende man op beide punten gelijk.
Weliswaar bepaalt gedragsregel 21 uitsluitend voor lopende gedingen dat je de rechter alleen mag aanschrijven als je ook de wederpartij op de hoogte stelt, maar dat betekent niet dat die verplichting in dit geval ontbrak, aldus de raad.
Volgens de raad eiste de welwillendheid (gedragsregel 24) vermelding van en toezending aan mr. R. en/of S, en was ook het beginsel van een eerlijk proces (gedragsregel 20) in het geding – de man kon zich wel degelijk benadeeld voelen door de latere kennisneming, temeer daar er in diezelfde tijd net een mediation begon. De raad verwijst ook naar Hof van Discipline uit 2019: ECLI:NL:TAHVD:2019:130.
Bovendien: het was zo’n kleine moeite, en ze had toch ook twee advocaten kunnen noemen, of even kunnen informeren welke advocaat ze moest noemen?
Mr. X krijgt een waarschuwing.