Het CvT uit forse kritiek op uw functioneren als deken bij het toezicht op Pels Rijcken. Hoe heeft u dat ervaren?
‘Als je het dekenambt aanvaardt, dan weet je dat de zon niet op alle dagen schijnt, dat er kritiek kan komen. Zolang dat gebeurt vanuit een basisvertrouwen, op faire wijze en met respect voor elkaars rollen, is dat in orde.’
Bedoelt u daarmee te zeggen dat daar in dit geval geen sprake van was?
‘Het leven is een continu leerproces, ook voor het CvT, dat is wel duidelijk.’
Dat klinkt nog altijd cryptisch.
‘Als ik het CvT iets wil zeggen over de wijze en de toon waarop men mij beoordeelt, dan doe ik dat rechtstreeks, niet via de media.’
De verwijten van het CvT betreffen onder meer het toezicht op Pels Rijcken, voorafgaand aan het bekend worden van de fraudezaak. Zo was er onvoldoende aandacht voor de interne controle, op grond van de Wwft verplicht.
‘We hebben in 2019 een kantoorbezoek gebracht bij Pels Rijcken. Toen is wel degelijk besproken wat Pels Rijcken deed ten aanzien van de Wwft. Op grond van dat gesprek en de informatie die we kregen, hadden we geen redenen om te twijfelen over de naleving. Tegelijkertijd is het ook zo dat toezicht zich ontwikkelt. Op basis van de Pels Rijcken-casus hebben we als dekenberaad een grote sprong gemaakt. We hebben geleerd dat het bij grote kantoren niet alleen draait om de naleving van de regels, maar ook om kantoorcultuur, integriteit en sociale veiligheid.’
Het fraudeonderzoek had u beter niet zelf kunnen doen, zegt het CvT, als voormalig partner van Pels Rijcken.
‘Ik was daar al tien jaar weg. Bovendien is de deken nou eenmaal de aangewezen wettelijk toezichthouder, er is geen alternatief. Niettemin hebben we vanaf het allereerste begin ruim aandacht gehad voor dit gegeven. Ik was ingebed in een commissie, voor het onderzoek is een extern deskundige aangetrokken. De toenmalige algemeen deken, tevens voorzitter van het CvT, heeft mij telefonisch de suggestie gedaan een andere deken te laten meekijken. Dat vond ik een prima idee. Dit was kennelijk de oplossing die aanvaardbaar was voor het CvT. We hebben het op een keurige manier opgelost, ik heb wat dat betreft een volledig rein geweten.’
U heeft geweigerd het CvT gevraagde documentatie te verstrekken. Waarom zo weerspannig?
‘Vanwege de geheimhoudingsplicht. Er rust een grote verantwoordelijkheid op de deken om vertrouwelijke informatie niet te delen, die geldt ook jegens het CvT. Dat is geen persoonlijk belang, maar het belang van 18.000 advocaten en hun cliënten. De wetgever heeft een bewuste keuze gemaakt voor een systeemtoezichthouder met twee kroonleden die geen geheimhouder zijn. Dat stelt grenzen aan de inzage van individuele dossiers. De discussie daarover is principieel van aard. Daarom hebben we als Haagse orde voorgesteld de rechter te laten beslissen. Dat is niet gebeurd.’
Het college van toezicht heeft informatie nodig van de deken om het toezicht te kunnen controleren. Dat is een terechte wens. De geheimhoudingsplicht is ook een gegeven. Hoe komen we uit deze impasse?
‘Dit kan maar op één manier worden opgelost, via de wet. Als we vinden dat hier sprake is van een lacune, dan is een wetswijziging nodig die het CvT verplicht bepaalde verkregen informatie geheim te houden. Net zoals de dekens dat doen. Als er een informatieplicht aan het CvT nodig is, moet de muur van de geheimhouding ergens anders worden opgetrokken. Maar er moet wel een muur blijven.’
De algemeen deken trad in deze zaak ook op als voorzitter van het CvT. Was dat in uw ogen een gelukkige constructie?
‘Tussen de lokale dekens en de algemeen deken bestaat een gevoel van gezamenlijkheid. Het CvT heeft een andere positie. Wanneer de dubbele pet van de landelijke deken er toe leidt dat zijn vrijheid als bestuurder van de NOvA wordt beperkt, is het tijd na te denken over de vraag of de landelijk deken nog wel lid van het CvT moet zijn.’