Met zijn brief komt minister Weerwind terug op het commissiedebat van 30 september 2021 over het structureel maken van de voorzieningen uit de Tijdelijke wet COVID19 Justitie en Veiligheid (Tijdelijke wet).

De Raad voor de rechtspraak heeft in het Jaarplan 2022 opgenomen de mogelijkheid tot het houden van online zittingen te willen kunnen voortzetten. Weerwind onderschrijft dit. ‘Mijn inzet is erop gericht te komen tot een wettelijke regeling voor het toepassen van videoconferentie in gevallen waarin dit mogelijk en wenselijk wordt geacht.’ Bij de beoordeling van de mogelijkheden en de wenselijkheid, maar ook van de waarborgen en voorwaarden van videoconferentie moeten ervaringen van rechtzoekenden en rechtsprekende instanties met de Tijdelijke wet meewegen, schrijft hij.

Onderzoek

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoekt ervaringen met online zittingen in het civiele recht, het bestuursrecht en het strafrecht. In mei van dit jaar worden de resultaten van deze inventarisatie verwacht.
Daarnaast hebben de Universiteiten Leiden, Utrecht en Nijmegen recent onderzoek gedaan naar de ervaringen in het strafrecht, vreemdelingenrecht en het civiele jeugdrecht met de Tijdelijke wet.

De Raad voor de rechtspraak is bezig met een visie op online zittingen, mede naar aanleiding van de ervaring die tijdens de coronacrisis is opgedaan met online zittingen in het civiele recht en bestuursrecht. Volgens de Raad moeten fysieke zittingen uitgangspunt blijven. In specifieke gevallen kan een zitting ook (deels) online plaatsvinden, meent de Raad. Aanwezigheidsrecht, openbaarheid, toegankelijkheid en tijdigheid zijn volgens de Raad belangrijke rechtsbeginselen die moeten worden afgewogen. Daarnaast zijn veiligheidsaspecten van belang.

De resultaten van beide onderzoeken en de visie van de Raad voor de rechtspraak wil minister Weerwind betrekken bij de beoordeling van de mogelijkheden en wenselijkheid om videoconferentie in het civiele recht en het bestuursrecht structureel te maken. De minister is van plan de Kamer hierover rond de zomer nader te informeren.

Online zittingen in strafproces

In zijn brief geeft minister Weerwind ook een beleidsreactie op het onderzoek ‘De verdachte in beeld’, een onderzoek naar het gebruik van videoconferentie in het strafproces.
Een team van onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam deed in opdracht van het WODC onderzoek naar eisen en waarborgen voor het gebruik van videoconferentie ten aanzien van de verdachte in het Nederlandse strafproces in rechtsvergelijkend perspectief.

Fysiek boven online

Volgens de onderzoekers staat internationale en Europese regelgeving videoconferentie in het strafproces met betrekking tot verdachten toe. Tegelijkertijd wijst het onderzoek uit dat er in de binnenlandse, buitenlandse en internationale praktijk een voorkeur bestaat voor fysieke boven online aanwezigheid. Een van de redenen hiervoor is het belang van non-verbale communicatie in strafzaken. Via videoconferentie is deze beperkt. Ook blijkt videoconferentie in de praktijk meer tijd te kosten dan fysieke aanwezigheid van verdachten. Bovendien laat de kwaliteit van de apparatuur, verbinding en inrichting van de locatie van de verdachte te wensen over. Vaak kan videoconferentie niet plaatsvinden zonder de vereisten van een eerlijk proces te schenden, concluderen de onderzoekers.

Afwegingskader

De onderzoekers schetsen een afwegingskader om tot een zorgvuldig besluit te komen of videoconferentie al dan niet wenselijk is. De mogelijkheid van fysieke aanwezigheid, de aanwezigheid van compenserende waarborgen, de wens en het gedrag van de betrokkene(n) en het belang van de overige procesdeelnemers moeten afgewogen worden bij de vraag of videoconferentie wordt ingezet. Weerwind: ‘Het door de onderzoekers geschetste afwegingskader zal ik in de toekomst betrekken bij de (verdere) regulering van videoconferentie in alle rechtsgebieden.’

Aanbevelingen

In het onderzoek naar het gebruik van videoconferentie in het strafrecht komen de onderzoekers met aanbevelingen om de deelname van verdachten in het Nederlandse strafproces voldoende te waarborgen. Zo zouden er minimum vereisten moeten komen voor de inrichting, organisatie en techniek. Minister Weerwind onderschrijft deze waarborgen. Hij voegt eraan toe dat er ook oog bestaat voor de verdere ontwikkeling van videoconferentie- voorzieningen ‘.. zodat bijvoorbeeld zittingszalen, Penitentiaire Inrichtingen en verhoorkamers goed op videoconferentie zijn toegerust en het eerdergenoemde kwaliteitsverschil tussen videoconferentie en fysieke aanwezigheid van de verdachte tot een minimum wordt beperkt.’

Veel andere aanbevelingen gaan over de praktische aspecten van videoconferentie. Het opstellen van protocollen, training van bij de toepassing van videoconferentie betrokken personen, voldoende mogelijkheden en tijd voor overleg tussen de verdachte en zijn raadsman, het opstellen van richtlijnen ten aanzien van de beveiliging en het zorgdragen voor goede kwaliteit van beeld en geluid. Weerwind: ‘Ik zal de aanbevelingen van de onderzoekers dan ook in gesprekken met bij videoconferentie betrokken partijen adresseren een deze meenemen in verdere beleidsontwikkeling.’ Verschillende aanbevelingen zijn volgens de minister behalve voor het strafrecht ook goed bruikbaar voor de gedachtevorming over videoconferentie in andere rechtsgebieden.

Shirin Milani m m s

Echt contact met rechter blijft onmisbaar

Advocaten zijn kritisch over onlinerechtszittingen, blijkt uit onderzoek van het Advocatenblad in samenwerking met enkele universiteiten.

Sabine Droogleever Fortuyn

Sabine Droogleever Fortuyn

Redacteur

Profile page
Advertentie