In de zaak bij de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden hadden de vennoten in een managementovereenkomst vastgelegd dat voor het voeren van rechtsgedingen de toestemming van beide vennoten vereist was.

Toch begon mr. X – simpel gezegd – namens vennoot A en de vof een kort geding tegen vennoot B, uiteraard zonder diens toestemming. In het kort geding stelde mr. X dat vennoot B onrechtmatig geld aan de vennootschap had onttrokken en vorderde hij  3 miljoen euro als voorschot.

B beriep zich in zijn verweer op zijn ontbrekende toestemming, maar volgens de civiele rechter bleek uit de vordering voldoende dat er sprake was van een tegenstrijdig belang tussen de vof en vennoot B. In zo’n geval moet de vof tegen een vennoot kunnen procederen, aldus de rechter. Op grond van de redelijkheid en billijkheid kon vennoot B zich niet op het toestemmingsvereiste beroepen.

Bij de tuchtrechter klagen vennoot B en de vof (óók vertegenwoordigd door één advocaat) onder andere dat mr. X ten onrechte zonder toestemming van B namens de vof was gaan procederen. Mr. X verwijst naar het oordeel van de civiele rechter. B en de vof hadden hetzelfde belang, dus mocht hij voor beiden optreden, aldus mr. X.

Maar de tuchtrechter in het ressort Arnhem-Leeuwarden ziet het anders. Tussen de vof en vennoot A bestond geen tegenstrijdig belang, in zoverre alles in orde. Maar dat de civiele rechter het optreden van mr. X voor vennoot A en vof toelaatbaar achtte ontsloeg mr. X niet van de verplichting te onderzoeken of hij ’tuchtrechtelijk bevoegd’ was om zowel voor de ene vennoot en de vof als tegen de andere op te treden. Door dat te doen had mr. X de schijn gewekt dat hij zich meer voor de belangen van de ene vennoot zou inspannen dan voor die van de andere. Mr. X wist bovendien dat het eigenlijk om een conflict tussen twee vennoten ging, en had niet de vof mogen ‘kapen’ om op te treden tegen de andere vennoot. Mr. X had een rechterlijke machtiging moeten vragen om de benodigde toestemming van vennoot B te omzeilen, aldus de tuchtrechter. Mr. X kreeg van een waarschuwing.

Wat is nu het grote verschil met de andere, Bossche zaak, die het verschil in uitkomst verklaart? In de Bossche zaak procedeerde mr. X tegen de vriendin van de vennoot, niet tegen de vennoot zelf. Is dat het springende punt? Of zijn de tuchtrechters het gewoon niet helemaal eens?

Hopelijk wordt dat ontrafeld en komt het Hof van Discipline tot een eenduidige lijn in het door mr. X in de onderhavige zaak ingestelde hoger beroep.

 

 

Trudeke

Trudeke Sillevis Smitt

Freelance redacteur

Profile page
Advertentie