Robert Crince le Roy
Image credit: Sjoerd van der Hucht

Het interview stond eigenlijk een dag eerder gepland. Er kwam echter een afscheidsdienst tussen, voor een jongeman. Die dienst beheerst ook de volgende dag nog de gedachten van algemeen deken Robert Crince le Roy (58). Al het andere is even van relatief belang. ‘Het zet je aan het denken, ook over de positie van jonge advocaten. Hoe komen die tot hun recht, hoe wordt naar hen gekeken? Durven ze kwetsbaar te zijn, hebben ze iemand om mee te praten?’

Een belangrijk thema voor de beroepsopleiding, denkt Crince le Roy, en voor vertrouwenspersonen op kantoren. Waar geen vertrouwenspersoon voorhanden is, zou de lokale orde of de NOvA moeten inspringen, denkt hij hardop. ‘Het is belangrijk dat er een faciliteit is, een vertrouwensinstituut, waar jonge advocaten terechtkunnen voor een gesprek, als ze zich kwetsbaar of bedreigd voelen en daar in hun eigen omgeving niet over kunnen praten. Denk bijvoorbeeld aan het team van LawCare van de NOvA.’

Onberispelijk

Zacht op de relatie, hard op de inhoud, karakteriseert Crince le Roy zichzelf. Onberispelijk gekleed, zijn haren keurig gekamd, oogt hij formeel. In gedrag en woord komt hij bescheiden over, welhaast verlegen. Eigenschappen die je niet onmiddellijk verwacht bij de voorman van de Nederlandse advocaten. Niettemin ziet hij zichzelf als ‘voorzitter van nature’. ‘Ik luister goed, geef mensen de ruimte, maar bepaal uiteindelijk wel de richting, de koers. Als we die koers hebben uitgezet, dan gaan we daarvoor. Dat betekent het nemen van verantwoordelijkheid op het juiste moment. Dat is de stijl die ik voorsta.’

Sinds begin dit jaar is Robert Crince le Roy algemeen deken van de NOvA en daarmee qualitate qua voorzitter van de algemene raad en voorzitter van het college van toezicht. Als advocaat beweegt hij zich op de scheidslijnen tussen bestuursrecht en strafrecht, bij het Rotterdamse kantoor Van Ardenne & Crince le Roy Advocaten. Ruim tien jaar geleden, van 2009 tot 2011, was hij in Rotterdam de lokale deken.

Algemeen deken worden was niet onmiddellijk zijn ambitie, zegt hij. ‘Laten we zeggen dat het op mijn pad kwam. De omstandigheden waren zo dat het zich aandiende en ik heb daar positief op gereageerd.’ Een schitterend ongeluk? ‘Een schitterend ongeluk inderdaad. Durf ik dat te zeggen?’ Met een ingetogen glimlach: ‘Ja.’

Het merendeel van zijn tijd is Crince le Roy nu bestuurder. De deken wordt volgens de Wet normering topinkomens beloond voor 85 procent. Hij wordt geacht voor vijftien procent praktijk uit te oefenen. Zijn kantoorgenoten hebben er geen moeite mee dat ze hem minder vaak zien. ‘Die zitten net zo in de wedstrijd als ik. Als iemand op ons kantoor vindt dat hij of zij iets uit overtuiging wil doen, dan is daar alle ruimte voor. Dat is ook het voordeel van een kleiner kantoor. Van belang bij deze keuze is ook dat ons kantoor goed in staat is om mijn gedeeltelijke afwezigheid op te vangen.’

Horizon

Voor zichzelf heeft de algemeen deken enkele stippen op de horizon gezet, doelen die hij wil behalen. ‘Ik zie een balie voor me die divers en inclusief is, waarbij het thema geen thema meer hoeft te zijn omdat de balie het zelf organiseert.’

Dat streven bestaat al een aantal jaren, zonder veel vooruitgang. Hoe maak je dat concreet?

‘Ik geloof niet in quoteringen of streefcijfers. Uiteindelijk zijn advocaten zelfstandig beroepsbeoefenaren. Om het onderwerp goed te kunnen adresseren, moet je niet alleen in gesprek gaan met de advocaten die het direct aangaat, maar ook met de advocaten met de zeven vinkjes, in de woorden van Joris Luyendijk. Als wij dat gesprek blijven voeren, kun je een beweging in gang zetten die uiteindelijk leidt tot een diverse en inclusieve balie.’

Een algemene zorg die ik heb, betreft de teloorgang van gezagdragers.

Crince le Roy wil geen man zijn van normen en regels. Een anarchist in streepjespak, typeerde een andere advocaat hem ooit. Die typering lijkt te stroken met zijn dekenale opvattingen. ‘Ik vind het belangrijk dat advocaten meer vanuit principes naar hun werk kijken, minder vanuit regels. Het gaat mij om de intrinsieke motivatie van de advocaat, dat hij zelf kan invullen waarom zijn werkwijze goed is voor zijn cliënt, in plaats van een puntenlijstje af te vinken. Dat vind ik een wenkend perspectief.’

De advocaat moet een voorbeeld zijn voor zijn omgeving, vindt Crince le Roy. Noblesse oblige. ‘Een algemene zorg die ik heb, betreft de teloorgang van gezagdragers. De burgemeester, schoolmeester en politieman. Dat gezag moet er zijn, als vanzelfsprekend. Momenteel is dat niet altijd het geval. Je krijgt dat door ook zelf het goede voorbeeld te geven, door je goed te gedragen.’

Crime fighter

De algemeen deken doelt ook op het Openbaar Ministerie. In een recente column in het Advocatenblad wees hij er al op dat het OM het verschoningsrecht van advocaten dient te respecteren. ‘Het OM heeft, net zoals de advocatuur, een belangrijke voorbeeldfunctie. Het dient er te allen tijde voor te waken dat het magistratelijk blijft optreden, in dienst van de waarheidsvinding, en niet verwordt tot een crime fighter. Als crime fighter ben je een soort publieke advocaat, dan heb je een heel andere rol, daar moet je voorzichtig mee zijn.’

Maar hoe zit het dan met de voorbeeldfunctie van de Zuidas en in relatie met de Russische oligarchen?

Crince le Roy verwijst naar een recente bijeenkomst van de NOvA waar kantoren discussieerden over de sanctiewetgeving. ‘In algemene zin geldt dat je aan de hand van specifieke onderwerpen de balie wel aan tafel krijgt. Zowel grote internationale kantoren als kleine gespecialiseerde kantoren. Daar is een goed gesprek gevoerd, op basis van een notitie van de Commissie Rechtsstatelijkheid.’

Maar mag een Amsterdams kantoor in uw ogen Russische oligarchen helpen hun belangen veilig te stellen?

‘Als je het zo stelt, is het antwoord simpel, want advocaten mogen niet adviseren over het ontwijken van sanctiewetgeving. Maar tegelijkertijd geldt ook dat iemand die op de sanctielijst staat, aanspraak moet kunnen maken op rechtsbescherming. Je kunt deze kwestie niet zwart-wit benaderen. Daarom zijn die kernwaarden zo belangrijk. Uiteindelijk heeft elke rechtzoekende recht op rechtsbijstand. En advocaten mogen nooit met hun cliënten worden geïdentificeerd.’

Principes

Niet vanuit de regels normen stellen, maar vanuit principes. Samen met de andere leden van de zeskoppige algemene raad probeert Crince le Roy invulling te geven aan die gedachte. ‘Dat is een thema waar ik komende zomer meer over hoop te kunnen zeggen. We gaan ook onderzoek doen naar andere beroepsgroepen die opereren vanuit een principal based in plaats van een rule based benadering. Hoe krijgen we de kwaliteit van de advocaat beter toetsbaar? Daar gaan we het gesprek over voeren.’

Dat werkt uiteindelijk door in de gedragsregels, in 2018 nog herzien. De gedragsregels zijn geen algemeen verbindende voorschriften. Ze hoeven wat Crince le Roy betreft niet alles dicht te timmeren. ‘Sommige gedragsregels hebben duidelijk een normerend karakter. De vraag is of die normen niet op een andere manier moeten worden vastgelegd dan in de gedragsregels. Daar gaan we naar kijken. Concreter dan dat is op het dit moment nog niet.’

De andere benadering heeft inmiddels zijn weerslag gekregen binnen de algemene raad van de NOvA. Waar de leden tot dusver portefeuillehouder waren van diverse dossiers – zoals gefinancierde rechtsbijstand of beroepsopleiding – heeft de algemene raad nu vier aandachtsgebieden benoemd. De vier thema’s zijn: de advocaat als mens, in de praktijk, in de maatschappij en van de toekomst. ‘We hebben geprobeerd de advocaat in al zijn verschillende hoedanigheden te schetsen. In brede zin, in zijn professie, als mens en naar de toekomst toe. Voor de algemene raad zijn dat de komende jaren de voornaamste aandachtsgebieden. Daarbinnen gaan we dan accenten aanbrengen die uiteindelijk tot concrete resultaten moeten leiden.’

Legal tech

Als voorbeeld noemt Crince le Roy de advocaat van de toekomst. ‘Hoe ziet onze professie er straks uit? Wat is de rol van legal tech, van artificial intelligence? Hoe gaan we om met de normering van artificial intelligence in de rechtspraktijk?’

Zitten kantoren te wachten op een NOvA die zich daarin mengt? Moet je advocaten als zelfstandig ondernemer niet gewoon zelf laten beslissen over het gebruik van legal tech?

‘Een advocaat of een kantoor neemt initiatieven voor de eigen business, dat zijn eigen keuzes. De NOvA plaatst het in een bredere context. We kunnen kaders stellen, perspectieven bieden en onderzoeken doen die van belang zijn voor de hele balie. Die baliebrede context is juist de waarde van de NOvA. Er zijn enorm veel ontwikkelingen op het terrein van legal tech. Welke initiatieven zijn er, wat hebben die voor gevolgen voor de beroepsuitoefening? Daar moeten we gezamenlijk het gesprek over voeren.’

We zijn een organisatie die van buiten naar binnen wordt geïnformeerd.

Crince le Roy gebruikt die woorden veelvuldig: samen het gesprek voeren. Hij ziet dat als zijn kerntaak. Met Haagse politici, met ketenpartners, kantoren en lokale ordes. ‘We zijn een organisatie die van buiten naar binnen wordt geïnformeerd. We maken onderdeel uit van een heel breed, landelijk netwerk. Door zeer regelmatig dat gesprek te voeren, hoor je wat er leeft, hoe er wordt gekeken naar de advocatuur. Dat is ook waar de NOvA voor is, om zicht te houden op wat er landelijk speelt.’

Belangrijk politieke kwestie vormt het toezicht op de advocatuur door de beroepsgroep zelf. In vervolg op de evaluatie van de Wet positie en toezicht advocatuur wil het ministerie het toezicht onderbrengen bij een onafhankelijk landelijk toezichthouder, onder de paraplu van de NOvA. Crince le Roy wil er niet meer over zeggen dan hij heeft gedaan in de vorige editie van het Advocatenblad. ‘Laten we eerst wachten op de brief van de minister voor Rechtsbescherming. Die is stelselverantwoordelijk. Daarna ga ik er graag nader op in.’

Bijdrage

Een ander politiek dossier handelt over het plan van het kabinet om commerciële kantoren te verplichten een bijdrage te leveren aan de gefinancierde rechtsbijstand. De advocatuur zit daar bepaald niet op te wachten, vanuit het principe dat de overheid de toegang tot het recht voor alle burgers moet garanderen. Een financiële bijdrage van kantoren is niet de goede weg, meent Crince le Roy. ‘Het gesprek dat hier momenteel onder leiding van kwartiermaker Walter Hendriksen wordt gevoerd, heeft al tot een aantal initiatieven geleid. Ik denk met name aan de uitwisseling van stagiairs die voor een bepaalde periode bij sociale kantoren werken.’

Deze aanpak bevordert de onderlinge solidariteit binnen de beroepsgroep en dat is een groot goed, zegt de deken. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor het besluit van grote kantoren hun bibliotheek open te stellen voor sociaal advocaten. ‘Daarmee creëer je een platform waar toevoegingskantoren en niet-toevoegingskantoren elkaar zien, spreken en samenwerken. Dat is een goede ontwikkeling. Daarmee krijgen we als advocaten, hoe divers we ook zijn, meer het gevoel dat we tot dezelfde beroepsgroep horen.’

Maar wat als de politiek nu toch besluit tot een verplichte financiële bijdrage?

‘Als de wetgever bepaalt dat de advocatuur moet gaan bijdragen, dan bepaalt de wetgever dat. Dan kunnen we hoog of laag springen, maar dat is uiteindelijk de parlementaire democratie waarin wij leven. Dat neemt niet weg dat het de verantwoordelijkheid is van de overheid om het stelsel te financieren. Als dat een half miljard kost, dan kost het maar een half miljard. Een grondwettelijke taak kun je niet zomaar afwentelen op de beroepsgroep. Dat verdraagt zich niet met fundamentele rechtsstatelijke uitgangspunten.’

KeesPijnappels_01

Kees Pijnappels

Hoofdredacteur

Profile page
Advertentie