De aanval op de advocaat vond plaats op 26 september 2017 in Zoetermeer. Het slachtoffer werd door een onbekend gebleven man in de spreekkamer van haar kantoor met een stanleymes in haar hoofd gesneden. De verdachte was samen met medeverdachten betrokken bij deze aanval. Via een criminele ‘appgroep’ op een PGP-telefoon had een van hen de opdracht aangenomen om de advocaat te verminken. Vervolgens werd uitvoering aan die opdracht gegeven waarbij de onbekend gebleven man die gestoken heeft samen met de verdachte en een medeverdachte van Amsterdam naar Zoetermeer is gebracht.
Het gerechtshof In Den Haag vond dat het snijden in het gezicht van de advocaat zo gevaarlijk was, dat sprake was van een poging tot moord. Het hof hield de verdachte en deze medeverdachte daar verantwoordelijk voor, ook al hadden zij het slachtoffer niet zelf gestoken. Het hof legde aan de verdachte een gevangenisstraf van negen jaar en tien maanden op. De verdachte stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Geen opzet
De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Er zijn meerdere cassatieklachten ingediend, waaronder de klacht dat het hof ten onrechte het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer heeft bewezenverklaard.
De Hoge Raad gaat hierin mee en oordeelt dat bij de verdachte geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op de dood. ‘Uit de door het hof vastgestelde feiten blijkt wel dat de verdachte contacten had met de anderen die bij de aanval betrokken waren, maar de Hoge Raad is van oordeel dat hieruit niet volgt dat ook de verdachte zelf (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de advocaat. Het hof heeft aan dat opzet van de verdachte zelf ook geen nadere overwegingen gewijd.’
De Hoge Raad heeft de uitspraak vernietigd en de zaak terug gewezen naar het hof om opnieuw te worden behandeld en beoordeeld.
Lees hier de uitspraak van de Hoge Raad.