Van der Burg reageert hiermee op vragen van een aantal lokale dekens. De dekens wilden onder meer weten in hoeverre een advocaat zich bij het aannemen van betalingen bloot kan stellen aan het gevaar van een strafrechtelijke vervolging. Dit omdat het bestrijden van witwassen en ondermijning voor de dekens een hoge prioriteit heeft en voorkomen moet worden dat advocaten betrokken raken bij strafbare feiten zoals heling en witwassen, aldus de NOvA.
Van der Burg verwijst in zijn brief naar een eerder document uit 1995. Daarin staat dat het OM een terughoudend opsporings- en vervolgingsbeleid hanteert ten aanzien van advocaten “gelet op de bijzondere positie van de advocaat in het strafproces in relatie tot de balie enerzijds en de vertrouwensrelatie tussen de advocaat als geheimhouder en diens client anderzijds”. Sinds 1995 heeft zich op dit vlak een groot aantal wettelijke en verdragsrechtelijke ontwikkelingen voorgedaan, zoals de invoering van witwaswetgeving. Ondanks de hoge prioriteit van het OM om witwassen aan te pakken stelt het OM terughoudend te blijven ten aanzien van advocaten mede vanwege het belang van een goede rechtsbedeling.
Vergewisplicht
Het is volgens het OM in eerste instantie aan de deken om gedragsschendingen te voorkomen en waar nodig te berispen. Dit laat echter onverlet dat het aan het OM is voorbehouden om (ook) strafrechtelijk in actie te komen. Of dat ook daadwerkelijk gebeurt is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
‘In algemene zin geldt dat van een advocaat verwacht kan en mag worden dat hij zich vergewist van de herkomst van gelden die hij ontvangt ter betaling of waarvan aan hem of haar het beheer wordt toevertrouwd,’ schrijft Van der Burg. ‘De vergewisplicht geldt primair bij het aannemen van contant geld. Echter, ook giraal overgemaakt geld kan onder bijzondere omstandigheden leiden tot het vermoeden dat dit middellijk dan wel onmiddellijk van misdrijf afkomstig is. De vergewisplicht heeft niet tot gevolg dat in algemene zin kan worden gesteld dat advocaten geen bijstand meer kunnen verlenen aan cliënten van wie vermoed wordt dat zij geld hebben verdiend met strafbare feiten. Indien de omstandigheden daartoe echter duidelijk aanleiding geven, kan de vergewisplicht leiden tot het moeten weigeren van het aannemen van geld.’
Bijzondere positie
De NOvA benadrukt dat voorkomen moet worden dat personen die verdacht worden van strafbare feiten waaruit financieel voordeel kan zijn verkregen verstoken blijven van rechtsbijstand omdat de advocaat, door die bijstand op betalende basis te leveren, als verdachte zou kunnen worden beschouwd. ‘De bijzondere positie van advocaten in dit opzicht is in de wetgeschiedenis steeds onderkend en dient in de toekomst (ook door het OM) te worden bewaakt. Uiteraard is het in algemene zin zo dat advocaten zorg moeten dragen voor een behoorlijke financiële praktijkvoering en dat zij niet mee dienen te werken aan het vergemakkelijken of faciliteren van strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld witwassen. Waar het gaat over het accepteren van betalingen dient het belang van behoorlijke rechtspleging echter niet in het geding te komen.’
De brief van het OM is verzonden op 23 maart 2022 en er staat in dat de brief niet voor publicatie bedoeld is. ‘Vanwege het belang van de advocatuur bij de inhoud van de brief heeft recent nader overleg met het OM ertoe geleid dat de brief wel kan worden gepubliceerd,’ schrijft de NOvA.