Sinds een klein jaar komen OM en advocaten in sommige strafzaken tot een onderlinge overeenkomst over de straf voor een verdachte. Daarmee hopen ze allebei voordeel te behalen en een langslepende strafzaak te voorkomen. De overeenkomst dient te worden voorgelegd aan de rechter, die uiteindelijk het laatste woord heeft. Een wettelijk kader voor procesafspraken tussen OM en verdediging ontbreekt tot dusver.
Het afdoeningsvoorstel dat werd voorgelegd aan de rechtbank Noord-Holland betrof een man die werd verdacht van betrokkenheid bij drugshandel en witwassen. Het OM oordeelde dat hiervoor een gevangenisstraf van maximaal zes jaar kan worden gegeven. De aanklager kwam met de advocaat van de verdachte een straf van vier jaar overeen.
Juridische scherpte
Volgens de rechtbank voldeed de afspraak tussen de beide procespartijen in geen enkel opzicht aan de eisen. Niet duidelijk was welke strafbare feiten als bewezen konden worden beschouwd en al evenmin op grond waarvan partijen tot vier jaar gevangenisstraf waren gekomen. ‘De procesafspraken vertonen heel weinig feitelijke en juridische scherpte’, oordeelt de rechtbank enigszins onderkoeld in zijn uitspraak.
OM noch advocaat konden tijdens de zitting duidelijkheid bieden. Het OM kwam niet verder dan het voorstel de procesafspraken nog eens tegen het licht te houden. De advocaat zei dat het hem vooral ging om de gevangenisstraf ‘onder de streep’. Enkele dagen eerder had de advocaat aan de rechtbank in een e-mail toegegeven niet in detail te hebben gekeken naar het uitstrepen van bepaalde onderdelen van de tenlastelegging. ‘Niet omdat ik lui ben, maar omdat ik meen dat dat uiteindelijk niet (of slechts marginaal) uitmaakt voor de strafeis.’
Gedegen basis
Alleen al een vluchtige beschouwing van de overeenkomst – waarvoor ook de verdachte had getekend – dwingt de rechtbank om in te grijpen, aldus de uitspraak. ‘Dit kan zo niet. De acceptatie van een aangekondigde strafeis onder gelijktijdig afzien van uitoefening van verdedigingsrechten dient te geschieden op een gedegen juridische en feitelijke basis en een transparant optreden van partijen. Zowel ten opzichte van elkaar maar zeker ook ten opzichte van de rechter.’
In zijn beslissing schuift de rechtbank de procesafspraken terzijde, ‘omdat deze geen adequate basis bieden, noch inhoudelijk, noch processueel.’ De strafzaak zal op reguliere wijze worden behandeld.
Hoge Raad
In juni stelde procureur-generaal Bleichrodt cassatie in tegen procesafspraken in strafzaken, in het belang der wet. De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 27 september.