Binnen een maand tijd kreeg de cliënt van de letselschadeadvocaat twee ongevallen. Tijdens het eerste ongeluk liep de cliënt letsel op aan zijn linkerknie en kreeg hij whiplashachtige klachten. Het tweede ongeval veroorzaakte klachten aan zijn rechterknie en pijn in zijn hoofd, rug en schouders. De veroorzakers van beide ongevallen hadden ieder een andere verzekeraar.
De advocaat van de gedupeerde heeft beide verzekeraars niet direct geïnformeerd over het feit dat er binnen een maand twee ongevallen hadden plaatsgevonden. De advocaat heeft twee verschillende medische adviezen laten opstellen. Alleen in het advies dat was bedoeld voor de verzekeraar van de veroorzaker van het tweede ongeval, werd met een enkele zin verwezen naar het eerste ongeval. ‘Klaagster I heeft zelf moeten constateren dat sprake was van een tweede ongeval waarbij dhr. X ook letsel had opgelopen,’ concludeert de Raad van Discipline Den Haag.
De letselschadeadvocaat voert aan dat ze bij de eerste verzekeraar geen melding heeft gemaakt van het tweede ongeval omdat ze de discussie over alternatieve causaliteit (art. 6:99 BW) wilde voorkomen. ‘Verweerster was gehouden alle relevante feiten en omstandigheden zelf aan beide verzekeraars te melden’, oordeelt de raad.
dubbel geclaimd
Daarbij heeft de advocaat twintig behandelingen fysiotherapie opgegeven. Uit een medisch advies volgt dat het slechts om elf behandelingen gaat. Ook heeft ze een aantal posten; de posten studievertraging en eigen risico, volledig bij beide verzekeraars, en daarmee dubbel, geclaimd. Dat heeft zij ter zitting ook erkend. Bij overige posten zoals huishoudelijke werkzaamheden en verplaatste schade zegt de advocaat onderscheid te hebben gemaakt. Volgens de raad heeft ze dat ‘volstrekt niet inzichtelijk gemaakt’. ‘Dat de geclaimde kosten toch niet volledig zouden worden vergoed, zoals verweerster stelt, maakt niet dat bij beide verzekeraars het volledige schadebedrag kan worden geclaimd,’ oordeelt de raad.
Volgens de raad heeft het gedrag van de letselschadeadvocaat ‘niet voldaan aan de professionele standaard, inhoudende dat een advocaat dient te handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht.’ Volgens de raad heeft ze dan ook gehandeld in strijd met de kernwaarden integriteit en deskundigheid.
Vanwege de ernst van de gedragingen, ondanks het blanco tuchtrechtelijke verleden van verweerster, legt de raad een voorwaardelijke schorsing van twee weken op.