Een vrouw vroeg mr. L cassatieadvies uit te brengen en bij een positief advies bij de Hoge Raad te procederen. Dit zegde hij toe op 13 juli. Volgens mevrouw spraken ze af dat het advies eind augustus klaar zou zijn. De cassatietermijn liep tot 28 september.
Toen mevrouw op 26 augustus wilde informeren hoe het ermee stond, bleek mr. L op vakantie tot 5 september. Hij belde haar die 26e wel terug. Volgens de vrouw zei mr. L dat hij nog niet aan het advies begonnen was; als het haar niet beviel, kon ze naar een ander gaan. Mr. L vertelde later aan de deken dat hij had gezegd dat het advies bijna af was.
De vrouw stapte diezelfde 26e naar de Haagse deken: wilt u een advocaat aanwijzen om mijn zaak te behandelen? Op 29 augustus stelde ze mr. L aansprakelijk, die antwoordde niet langer voor haar te kunnen optreden.
Herziening
Op 1 september weigerde de deken een advocaat aan te wijzen: artikel 13 Advocatenwet was volgens haar niet bedoeld voor deze situatie. Mevrouw hád immers een advocaat gevonden, ze was het alleen niet eens met diens tijdpad. Bovendien had mevrouw niet ‘de vereiste zes afwijzingen’ bijgevoegd. Mevrouw kwam vervolgens met zes afwijzingen, maar kreeg nog twee keer nul op het rekest.
In de beklagzaak overwoog het Hof van Discipline dat volgens de deken mr. L het advies al bijna af had toen mevrouw hem op 26 augustus belde. Dit had de deken van mr. L gehoord en het hof zag geen reden daaraan te twijfelen. Mevrouw had mr. L voorbarig aansprakelijk gesteld. Op 19 september verklaarde het hof het beklag ongegrond.
Maar mevrouw vroeg om herziening (iets wat maar zelden lukt), omdat het hof twee van haar stukken buiten beschouwing had gelaten. In de kop-staartbeslissing van 23 september met schriftelijke uitwerking op 26 september stelt de herzieningskamer vast dat dit klopte. Het verzoek was ontvankelijk wegens schending van hoor en wederhoor.
Tijdbom
De herzieningskamer oordeelt vervolgens dat, gezien de verschillende lezingen van het telefoongesprek op 26 augustus, de deken niet zomaar mocht aannemen dat mevrouw het aan zichzelf te wijten had ze geen advocaat meer had. Er was ook nog een getuigenverklaring die de lezing van mevrouw deels bevestigde.
En zo kreeg mevrouw gelijk, slechts enkele dagen voor het verstrijken van de cassatietermijn. Wat kun je dan nog?
Deze problematiek speelt ook in de zaak van de Russische Staat. Bij Mr. Online opperen advocaten Hendrickx en Martens dat in zo’n geval een aangewezen advocaat er mogelijk met een beroep op de kernwaarden onafhankelijkheid en deskundigheid onderuit kan.
Intussen heeft de cliënt er allemaal helemaal niks aan. Hopelijk liggen er niet al te veel van dit soort tijdbommen te tikken.