Mr. X kreeg een cliënte die een arbeidsconflict had. Mr. X zou namens haar het woord doen. In de opdrachtbevestiging stond niets over de te volgen strategie. De cliënte was arbeidsongeschikt en zou eerst naar Italië op vakantie gaan om wat te herstellen.
Mr. X meldde zich intussen schriftelijk bij de advocaat van de wederpartij. Die belde haar op, en daarna hadden de advocaten nog een keer telefonisch contact.
Vervolgens stuurde de advocaat van de werkgever aan mr. X een mail: u zei mij dat herstel van de verhouding erg lastig zou worden, wij hebben samen onderzocht of een beëindiging voor beide partijen wenselijker is, hierbij op uw verzoek een beëindigingsvoorstel.
De cliënte stond op het vliegveld bij Florence toen mr. X haar mailde over het overleg. In de bijlage zat het voorstel. Mr. X schreef: ‘In plaats van 1 maand heb ik het weten “op te rekken” naar 3 maanden opzegtermijn.’ Haar advies: ‘3 maanden lang doorbetalen plus vrijstelling is echt prima!’
De cliënte ‘ontsloeg’ prompt mr. X: ze hadden helemaal niet afgesproken dat mr. X zou gaan onderhandelen over uitdiensttreding! Maar volgens mr. X was wel degelijk besproken dat ze daarvoor openstond.
De cliënte klaagt bij de tuchtrechter (onder andere) dat mr. X in strijd met de geheimhouding, zonder toestemming en tegen haar wil, had onderhandeld.
Mr. X ontkent dat ze tegen de advocaat van de werkgever had gezegd dat haar cliënte niet terug wilde komen, er was ‘vrijblijvend en verkennend’ gesproken. Maar ter zitting antwoordt ze op de vraag of het voorstel van de werkgever inderdaad een goed voorstel: ‘Ik had in ieder geval een voorstel, dat had ik bereikt.’
Dat was in lijn met wat de werkgeversadvocaat schreef: dat mr. X om een voorstel had gevraagd.
Onder meer hieruit concludeert de tuchtrechter dat mr. X wel degelijk had verteld dat haar cliënte openstond voor beëindiging en de voorwaarden had besproken. Daarmee had mr. X niet alleen de geheimhoudingsplicht geschonden, maar ook de positie van haar cliënte in het geschil geschaad.
De raad van discipline verklaart klacht gegrond. Mr. X handelde in strijd met de kernwaarden vertrouwelijkheid én integriteit – dat laatste waarschijnlijk omdat haar weergave van de toedracht volgens de tuchtrechter niet klopte. Mr. X was al eerder tuchtrechtelijk veroordeeld en krijgt nu een berisping.
Misschien kwam je in de glorietijden van het confraternele overleg wat gemakkelijker weg als je iets te ver ging bij verkennen van de kansen op een regeling. Maar we leven in tijden van transparantie en ‘de cliënt als opdrachtgever’. Wie dan de cliënt vooruit holt, is simpelweg de klos.
Hoger beroep staat nog open.