Niet voor het eerst heeft een uitspraak van een FVD-Kamerlid voor ophef gezorgd. Gideon van Meijeren zei in een interview dat verscheen op het Belgisch YouTubekanaal ‘Compleetdenkers’ dat hij hoopt op een revolutionaire beweging ‘van mensen voor wie het zo urgent wordt dat ze bij wijze van spreken naar het parlement trekken en zeggen: “We gaan hier niet meer weg tot de regering weg is.’
Evenmin voor het eerst zien we dat vervolgens een keur aan politici, opiniemakers en anderen hun afkeer uitspreken over de uitlatingen van Van Meijeren. Ook al eerder gehoord is de roep om het Kamerlid strafrechtelijk aan te pakken.
Nieuw is ditmaal wel dat het OM liet weten dat de uitspraken van Van Meijeren ‘worden beoordeeld’ in het kader van een mogelijke strafrechtelijke vervolging wegens opruiing. Maar alle strafrechtdeskundigen die in de media de revue passeerden lijken het er op voorhand over eens: een succesvolle vervolging zit er niet in. Hierbij wordt overigens door enkelen onterecht gesteld dat de reden hiervoor ligt in het feit dat er geen sprake zou zijn van het ‘direct’ opruien.
In het arrest van 24 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:447) oordeelde de Hoge Raad immers dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, niet is uitgesloten dat ook een indirecte aansporing tot enig strafbaar feit kan worden aangemerkt als opruiing. Het enkele gegeven dat iemand ‘hoopt’ op bepaalde gedragingen hoeft onder bepaalde omstandigheden een veroordeling niet in de weg te staan.
Het probleem zit er veel meer in dat artikel 131 Sr eist dat er wordt opgeruid tot enig strafbaar feit. En juist dat wordt niet duidelijk in de uitlatingen van Van Meijeren. Een betoging bij de Tweede Kamer kan immers best op vreedzame wijze geschieden.
Hoe dan ook, de conclusie dat de opmerkingen van Van Meijeren geen strafbare uiting behelsen, heeft er toe geleid dat de roep om uitbreiding van de strafbaarstelling luider wordt. Zo gaf hoogleraar parlementaire geschiedenis Bert van den Braak in het NRC aan dat kabinet en Tweede Kamer serieus moeten kijken naar het verbreden van de gronden voor vervolging bij dit type uitspraken. Kamerlid Nilüfer Gündoğan wil steun zoeken bij andere partijen om de wet aan te passen als het OM niet tot vervolging over gaat.
En ook voormalig D’66 leider Alexander Pechtold pleitte bij Jinek, nadat hij geconfronteerd werd met de conclusies van strafrechtdeskundigen over de haalbaarheid van een vervolging, voor een aanpassing van de wet zodat de uitlating van Van Meijeren wel onder de strafbaarstelling zou vallen. Hij voegde daar aan toe dat de democratie meer bescherming nodig heeft.
Het gemak waarmee wordt gepleit voor gehaaste uitbreiding van bestaande strafrechtelijke bepalingen heeft mij verbaasd. Om meerdere redenen is het in mijn ogen niet de juiste reactie op uitlatingen als die van Van Meijeren.
In de eerste plaats lijkt eenieder die een beroep doet op de als noodzakelijk gepresenteerde bescherming van onze democratie, totaal uit het oog te verliezen wat in het hart ligt van die democratische rechtsstaat: de vrijheid van meningsuiting.
Uiteraard is deze niet absoluut, beperkingen zullen er altijd (moeten) zijn, maar alvorens direct aan strafbaarstelling te denken, zou juist in een democratisch bestel de vraag gesteld moeten worden of de uiting van Van Meijeren er niet meer een is die in het maatschappelijk debat bestreden moet worden. Hoewel de roep om een weerbare democratie begrijpelijk is, zou strafrechtelijke repressie toch echt het laatste redmiddel moeten zijn.
Verder voorzie ik legitimiteitsproblemen. Het spreekt natuurlijk voor zich dat een wetswijziging te laat komt voor de gewraakte uiting van Van Meijeren. Maar daarnaast zie ik niet voor me hoe de nieuwe norm dan moet gaan luiden. Kennelijk pleiten Pechtold c.s. voor het strafbaar stellen van het opruien tot handelingen die eventueel zouden kunnen ontaarden in strafbaar gedrag. Immers, zoals hierboven benoemd wordt blijkt uit de woorden van Van Meijeren niet duidelijk dat hij daadwerkelijk aanzet tot strafbaar handelen.
Gedacht zou kunnen worden aan zoiets als de clear and present danger test die de Amerikanen kennen voor hate speech. Het probleem is echter dat algemeen wordt aangenomen dat de Nederlandse uitingsdelicten zoals ze nu bestaan reeds verder gaan dan dit Amerikaanse criterium. Het zal dus niet meer mogelijkheden bieden tot strafrechtelijk ingrijpen.
Tot slot zal een uitbreiding van de strafbaarheid in mijn ogen precies het tegenovergestelde bereiken dan wat degenen die uitbreiding bepleiten willen. Immers, Van Meijeren, zijn electoraat en iedereen die ook maar enige waarde hecht aan zijn standpunten, zal enkel gesterkt worden in de overtuiging dat de regering er alles aan doet om hen de mond te snoeren omdat zij het bij het rechte eind hebben.
Daarnaast zou een uitbreiding van de strafbaarheid op enig moment juist een instrument kunnen zijn om degenen die zich verzetten tegen complotdenken de mond te snoeren. Tot slot voelt het als een politiek zwaktebod om de discussie met van Meijeren (hoe vermoeiend dan ook) niet aan te gaan en enkel te roepen dat het strafbaar zou moeten zijn wat hij zegt. Juist een overtuigd democraat zou meer vertrouwen moeten hebben in de free marketplace of ideas, en niet in het strafrecht, in zijn wens verwerpelijke standpunten te bestrijden.
Geert-Jan Kruizinga is strafrechtadvocaat bij Cleerdin- & Hamer Advocaten in Amsterdam.