De cliënte van mr. X kreeg een bericht dat haar van streek maakte: haar WIA-uitkering werd door het UWV beëindigd. Ze vroeg mr. X een bezwaarschrift in te dienen en die beloofde dat.
Maar toen mr. X aan het schrijven van het bezwaarschrift toekwam schrok hij zich lam: de termijn was drie dagen daarvoor verstreken. Hij belde meteen met het UWV en de mevrouw aan de telefoon had begrip voor de ‘persoonlijke omstandigheden’ van mr. X die de vertraging volgens hem hadden veroorzaakt. Dient u het maar alsnog in, met uw uitleg over de vertraging erbij, luidde het advies. En dat deed mr. X.
Te laat
Helaas konden de persoonlijke omstandigheden het UWV niet vermurwen: te laat was te laat, het bezwaar was niet-ontvankelijk.
Laat ik snel in beroep gaan, en cliënte er niet mee lastig vallen, dacht mr. X, wellicht komt het allemaal nog op zijn pootjes terecht.
Op de rechtbankzitting verscheen mr. X zonder cliënte. Zijn pleidooi was vergeefs: het beroep werd afgewezen. Dan maar naar de Centrale Raad van Beroep, dacht mr. X. Hij ging in hoger beroep, nog altijd zonder de cliënte te informeren.
Slapeloze nachten
Werden de slapeloze nachten hem te veel? Had hij informatie van de cliënte nodig voor het vervolg van de zaak? Dat vertelt het verhaal niet. Maar tien dagen nadat hij beroep had ingesteld biechtte mr. X aan zijn cliënte op wat er aan de hand was.
Ze stapte naar een ander, die mr. X aansprakelijk stelde. Mr. X deed een melding bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
Bij de tuchtrechter verweten de cliënte en de deken mr. X onder andere dat hij zijn cliënte zestien maanden lang niet informeerde over zijn beroepsfout, zonder overleg met haar procedures voerde en verzuimde de verzekeraar te informeren.
Beroepsfout
De raad van discipline in Den Bosch vindt die klachten terecht en voegt er nog aan toe dat mr. X de cliënte had moeten aanraden zich door een ander over de beroepsfout te laten adviseren.
Mr. X had onder andere aangevoerd dat hij zijn cliënte niet bij de procedures had betrokken omdat ze al zo aangedaan was door de intrekking van haar uitkering. De tuchtrechter trok de goede bedoelingen van mr. X niet in twijfel, maar dat nam niet weg dat hij zijn cliënte meteen had moeten informeren, om samen de verdere koers uit te stippelen. Door dit niet te doen was het vertrouwen in de advocatuur geschaad.
Excuses
Nu mr. X een zo lange periode ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld krijgt hij zes weken schorsing, maar dankzij zijn excuses en inzicht in het verkeerde van zijn handelen worden die voorwaardelijk opgelegd.
Mr. X kan nog in beroep.